Hoe maak je het (C)SE?

SE & CSE
Hoe maak je het?
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandvaardigheidMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

SE & CSE
Hoe maak je het?

Slide 1 - Tekstslide

CSE: Hoe maak je het?


Als je de antwoorden op de vragen van het Centraal Schriftelijk Examen niet goed opschrijft kan dat je kostbare punten kosten. Het is daarom zinnig om goed deze tips te lezen.

Slide 2 - Tekstslide

  • Laat tussen de antwoorden die je opschrijft bij vraag 1, 2, 3 etc. steeds een regel open.


  • Als om één antwoord wordt gevraagd, geef er dan niet meer dan één. Alleen het eerste antwoord dat je opschrijft wordt nagekeken. (Er wordt dan niet gekeken naar je tweede antwoord, ook al is het tweede goed en het eerste fout!) Als er om twee antwoorden worden gevraagd geef je er twee, etc.

Slide 3 - Tekstslide

  • Lees altijd eerst de vraag zorgvuldig door! Wat wil men precies weten? Soms staat er, voordat de vraag gesteld wordt, een stukje tekst met informatie. Het goed lezen van die informatie kan je helpen bij het geven van een goed antwoord. Niet vergeten te lezen dus!


  • Kijk goed naar de afbeeldingen die bij de vragen horen. Je kunt met een beetje gezond verstand veel antwoorden uit de afbeeldingen afleiden. Lees ook goed naar welke afbeelding je moet kijken!

Slide 4 - Tekstslide

  • Let op! Er staan bij het (C)SE afbeeldingen (in kleur) op een losse bijlage, maar er staan soms ook afbeeldingen in het opgavenboekje. De afbeeldingen in het opgavenboekje worden figuren genoemd. Lees dus altijd goed of je naar de afbeeldingen of de figuren moet kijken.


Slide 5 - Tekstslide

  • Let op dat je niet dezelfde antwoorden geeft op een vraag. Als er bijvoorbeeld naar drie aspecten wordt gevraagd, zorg dan dat je drie verschillende dingen noemt.


  • Laat geen vragen open. Schrijf altijd iets op, ook al denk je dat je het antwoord niet weet. Probeer dan een logisch antwoord te verzinnen.


Slide 6 - Tekstslide

  • Stel er wordt gevraagd: “Noem een aspect waaraan je kunt zien dat een kunstwerk agressie uitstraalt”. Zeg dan niet alleen “Aan de kleur” of “Aan de vorm”. Omdat je hiermee te weinig uitlegt zijn dit altijd foute antwoorden waar je geen punten voor krijgt.


  • Zeg bijvoorbeeld: “Er zitten veel fel rode en donkerblauw-zwarte kleuren in het schilderij en er zijn hele scherpe, heftige vormen geschilderd.”. Met andere woorden: probeer de beeldaspecten die je in de afbeeldingen herkent duidelijk te beschrijven.

Slide 7 - Tekstslide

  • Soms moet je een antwoord in twee delen opschrijven, bijvoorbeeld als er om uitleg of een toelichting wordt gevraagd.


  • Zorg dat je jouw antwoord in dat geval duidelijk in twee delen opschrijft, namelijk “Beeldaspect – dubbele punt (:) – uitleg”. Vaak krijg je twee punten voor zo’n antwoord als je beide onderdelen hebt opgeschreven. Maar je krijgt helemaal geen punten als je maar één deel hebt opgeschreven, ook al is dat ene deel wel goed. Soms krijg je zelfs maar één punt voor beide onderdelen

Slide 8 - Tekstslide

Kijk maar naar dit voorbeeld:

Opgave: Bekijk het schilderij

Het Vlot van de Medusa‘ van Théodore Géricault alsof je er vlak voor staat. Noem twee aspecten van de vormgeving waardoor je als beschouwer in het drama van het schilderij lijkt te worden opgenomen en geef bij elk aspect een korte toelichting.

Slide 9 - Tekstslide


Antwoord:


De ordening (beeldaspect): De diagonale ordening/schuine lijn van de driehoek (van linksonder naar rechtsboven) “zuigt” de beschouwer mee het schilderij in (uitleg).


Het formaat (beeldaspect): Het schilderij is heel groot en de lichamen op het schilderij zijn even groot als of zelfs groter dan de beschouwer (uitleg).

Slide 10 - Tekstslide

Als er verschillen worden gevraagd, bijvoorbeeld over twee schilderijen, noem dan beide kanten van de verschillen. Bijvoorbeeld: “Noem drie verschillen tussen ‘De verleiding van Adam en Eva’ van Masolino (schilderij links) en ‘De verdrijving uit het Paradijs’ van Masaccio (schilderij rechts).”.

Slide 11 - Tekstslide

  • Bij Masolino zijn Adam en Eva zijn nog in het Paradijs. – Bij Masaccio zijn Adam en Eva al buiten het Paradijs.
  • Bij Masolino staan Adam en Eva onbeweeglijk (statisch). – Bij Masaccio zijn Adam en Eva in beweging (dynamisch).
  • Bij Masolino tonen Adam en Eva weinig emotie. – Bij Masaccio tonen Adam en Eva veel emotie.

Slide 12 - Tekstslide

  • Controleer als je klaar bent met het examen of je alle vragen beantwoordt hebt.

Slide 13 - Tekstslide