les 3 en 4 van 9 basiskok LJ2P7 zoetwatervis

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
KokMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Waarop let je bij ontvangst van vis, wat zijn kwaliteitskenmerken en in welke fysieke toestanden is vis verkrijgbaar?

Slide 3 - Open vraag

Zoetwatervis;
wat weet je al?

Slide 4 - Woordweb

Wat zijn jouw doelen voor deze les?
Wat wil je graag weten over zoetwatervis?

Slide 5 - Open vraag

Enkele in de horeca voorkomende zoetwatervissen
  1. Baars
  2. Forel
  3. Zalmforel
  4. Karper
  5. Meerval
  6. Snoek
  7. Snoekbaars
  8. Zeelt
  9. Nijlbaars
  10. Tilapia
  11. Panga

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
Ga naar je ELO mail. Open de opdracht. Sla deze bij je bestanden op. Maak de opdrachten.
Hier weer terug over ........ minuten

Slide 7 - Tekstslide

Hierna worden enkele vissoorten besproken en een aantal films getoond: 
schoonmaken en bereiden forel
fileren snoekbaars
op huidbakken van zalm

Slide 8 - Tekstslide

Baars:
  • Veel graten.
  • Mager vlees.
  • Bakken, stoven en pocheren.

Slide 9 - Tekstslide

Forel, beekforel en zalmforel.
Matig vette vis.
Meestal kweek.
Herkenbaar aan 'vetvin'.
Pocheren, grillen en bakken.

Slide 10 - Tekstslide

Zalmforel
Geboren als 'gewone' forel, maar voeding gehad waarin garnalen zijn verwerkt. Kleurt daardoor roze.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Karper:
Matig vette vis.
Roken, stoven, koken en bakken.
In de horeca niet veel gebruikt.

Slide 13 - Tekstslide

Meerval:
Mager, wit en graatloos vlees.
Bakken, grillen, en roken.

Slide 14 - Tekstslide

Snoek:
Mager, wit vlees met veel graten.
En papillote en stoven.

Slide 15 - Tekstslide

Snoekbaars:
Magere vis met zeer stevig, wit vlees en veel graten.
Bakken, grillen en stomen.
Kan 'gronderig' smaken.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Zeelt:
Mager vlees met veel graten.
Bakken, grillen en pocheren.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

lees opdracht
Lees in het HRP1 boek van hoofdstuk 18 paragraaf 18.5 Zoetwater vis

Slide 20 - Tekstslide

Maak in je HRP 1 boek
de puzzel op pagina 276
opdracht 18.6, 18.7 en 18.8

Slide 21 - Tekstslide

Welke vis wordt hier afgebeeld?
A
Zeelt
B
Snoek
C
Baars
D
Regenboogforel

Slide 22 - Quizvraag

Welke vis wordt hier afgebeeld?
A
Snoek
B
Meerval
C
Baars
D
Snoekbaars

Slide 23 - Quizvraag

Welke vis wordt hier afgebeeld?
A
Meerval
B
Zeelt
C
Baars
D
Snoekbaars

Slide 24 - Quizvraag

Welke vis heeft een 'gronderige' smaak?
A
Meerval
B
Baars
C
Snoek
D
Snoekbaars

Slide 25 - Quizvraag

Hoe komt de zalmforel aan zijn roze kleur?
A
Door de zon
B
Door zijn specifieke voeding
C
Door de kleur van het water
D
Door de vangst methode

Slide 26 - Quizvraag

Mag je in Nederland zoet water vis die je gevangen hebt meenemen om thuis op de BBQ te leggen?
A
Ja
B
Nee, want als iedereen dat doet is de vis snel op
C
Nee, want alle vissen zijn beschermd
D
Nee, want zelf gevangen vis smaakt gronderig

Slide 27 - Quizvraag

Is rivierkreeft een dier dat alleen in zoetwater leeft?
A
Ja
B
Nee, de rivierkreeft leeft ook dicht langs de zeekust
C
Nee, het diertje leeft ook op het land en is alleen in het water ter voortplanting
D
Dit is een vraag die niet in deze les thuis hoort; een kreeft is geen vis!

Slide 28 - Quizvraag

Kaviaar
A
zijn gezouten onbevruchte eitjes van de steur
B
zijn gerookte en gemarineerde eitjes van de kaviaarvis
C
zijn gemarineerde eitjes van de kaviaarvis
D
zijn gezouten en gerookte onbevruchte eitjes van de steur

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Video

Om de kaviaar te oogsten, moet de steur gedood worden...
A
klopt
B
klopt niet, want de eitjes kunnen er uitgeperst worden
C
klopt niet, want de steur legt de eitjes en dan worden ze geoogst
D
klopt niet, want de eitjes worden uit de steur gezogen

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Video

Wat hebben de meeste zoetwatervissen met elkaar gemeen?

Slide 33 - Open vraag

Opdracht:
Maak op basis van de afgelopen les 5 vragen (waar je zelf het antwoord op weet) en stel deze aan je klasgenoten.

Slide 34 - Tekstslide