Quiz hoofdstuk 3
1 / 18
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Schrijf zoveel mogelijk keukentechnieken op.
(apart invoeren)
(apart invoeren)
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Welk antwoord geeft de drie basiscomponenten van een hoofdgerecht weer?
A
Bijvoorbeeld vis, vlees of gevogelte.
B
Bijvoorbeeld vis, aardappelgarnituur en een meelspijs
C
Bijvoorbeeld rijst, meelspijs en groentegarnituur.
D
Bijvoorbeeld vlees, rijst en groentegarnituur.
Slide 4 - Quizvraag
Op de afbeelding zie je een
...... van een ......
...... van een ......
A
Moot, rondvis
B
Filet, rondvis
C
Moot, platvis
D
Filet, platvis
Slide 5 - Quizvraag
Wat gaart het snelst?
A
Kip
B
Vis
C
Varkensvlees
D
Rundvlees
Slide 6 - Quizvraag
Benoem twee kritieke punten bij het bakken van zalmfilet met huid
Slide 7 - Open vraag
Wat is pocheren?
A
Garen in kokend heet water
B
Garen in een vloeistof van 70-80 °C
C
Stomen in een ingepakt pakketje
D
In olie garen.
Slide 8 - Quizvraag
en papilotte
Pocheren
Grillen
Frituren
Slide 9 - Sleepvraag
Slide 10 - Tekstslide
Uit welk delen bestaat vlees?
A
Spierweefsel
B
Bindweefsel
C
Vetweefsel
D
Transportweefsels
Slide 11 - Quizvraag
Hoe moet je sauteren?
Slide 12 - Open vraag
Met deze verwerk je minder malse vleessoorten. Dit kan twee tot drie uur duren.
A
Smoren
B
Stoven
C
Koken
D
Blancheren
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het goedkoopste vlees
van een rund?
van een rund?
A
Tournedos
B
Ossenhaas
C
Hacheevlees
D
Achterham
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Bij deze techniek maak je een glanzend laagje over je wortelen
A
Blancheren
B
Stomen
C
Smoren
D
Glaceren
Slide 16 - Quizvraag
Roerbakken doe je in een:
A
Sauteuse
B
Koekenpan
C
Wok
D
Steelpan
Slide 17 - Quizvraag
Hoe kook je rijst en hoe kook je pasta?
