P3 HS6 :Licht en kleur

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lichtbronnen

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
1. R Je kunt beschrijven hoe licht en andere vormen van straling zich verspreiden.
2 R Je kunt uitleggen wat er precies kan gebeuren als licht op een voorwerp valt.

 
 

Slide 3 - Tekstslide

Lichtbron
  • Een voorwerp dat zelf licht geeft, noem je een lichtbron. 
  • Kunstmatige lichtbronnen zijn door de mens gemaakt.

Slide 4 - Tekstslide

Lichtbronnen

Slide 5 - Tekstslide

Terugkaatsing
  • Een voorwerp dat zelf licht geeft, noem je een lichtbron. 
  • Kunstmatige lichtbronnen zijn door de mens gemaakt.

Slide 6 - Tekstslide

deze lichtbronnen zijn:.......
A
kunstmatige lichtbronnen
B
kunstmatige en natuurlijke lichtbronnen
C
natuurlijke lichtbronnen
D
geen lichtbronnen

Slide 7 - Quizvraag

noem 2 natuurlijke lichtbronnen
meer mag ook....

Slide 8 - Open vraag

Zijn de lichtbronnen
in de afbeelding
kunstmatige of natuurlijke
lichtbronnen?
A
kunstmatige lichtbronnen
B
kunstmatige en natuurlijke lichtbronnen
C
natuurlijke lichtbronnen
D
geen lichtbronnen

Slide 9 - Quizvraag

Leerdoelen
  1. R Je kunt schematisch lichtstralen tekenen.


Die lichtstralen zijn recht, want licht beweegt langs rechte lijnen. 
Je ziet de lamp als een deel van dit licht in je ogen valt.

Hoe verder je bij de lamp vandaan gaat, des te zwakker wordt het licht. Dat zie je ook aan de lichtstralen: die bewegen steeds verder uit elkaar.

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R Je kunt schematisch lichtstralen tekenen.



Hoe verder je bij de lamp vandaan gaat, des te zwakker wordt het licht. Dat zie je ook aan de lichtstralen: die bewegen steeds verder uit elkaar.

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R  Je kunt uitleggen hoe je voorwerpen om je heen kunt zien die zelf geen licht geven.

De voorwerpen kun je zien doordat ze het licht van een lichtbron weerkaatsen, zodat het in je ogen terechtkomt.


Slide 12 - Tekstslide

Om een voorwerp (geen lichtbron) te kunnen zien, moet het:
A
licht geven
B
licht opnemen
C
licht terugkaatsen
D
vlak bij je ogen zijn

Slide 13 - Quizvraag

Een voorwerp dat zelf geen licht geeft, kun je:






A
alleen zien in fel zonlicht.
B
altijd zien.
C
nooit zien.
D
zien als er licht op valt.

Slide 14 - Quizvraag

Leerdoelen

  1. R Je kunt uitleggen welke schaduwbeelden ontstaan als een voorwerp verlicht wordt door één lamp of door twee lampen.

Als een voorwerp het licht van de lichtbron tegenhoudt, ontstaat er een schaduw. Dat is een gebied waar het licht niet rechtstreeks kan komen 

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen. 

Omdat licht langs rechte lijnen beweegt, kun je de schaduw van een voorwerp tekenen zie afbeelding.

1, Teken de lichtstralen die net niet door het voorwerp tegengehouden worden.



Slide 16 - Tekstslide

Is de uitspraak waar of onwaar?

De maan is een natuurlijke lichtbron.
A
waar
B
onwaar

Slide 17 - Quizvraag

Is de uitspraak waar of onwaar?

• Een schaduw is een gebied waar het licht niet rechtstreeks kan komen.



A
waar
B
onwaar

Slide 18 - Quizvraag

Is de uitspraak waar of onwaar?

• Schaduwen ontstaan als het licht van een lichtbron wordt tegengehouden.


A
waar
B
onwaar

Slide 19 - Quizvraag

Waar komt het licht vandaan?
A  : 
B   :
C   :
D  :
timer
3:00

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen
1. R Je kunt uitleggen hoe lichtstralen door een vlakke spiegel worden teruggekaatst.
5.1.6 T1 Je kunt het spiegelbeeld tekenen van een voorwerp dat voor een spiegel staat.
5.1.7  T1 Je kunt tekenen hoe een lichtbundel door een spiegel wordt teruggekaatst.
5.1.8 Je kunt het gezichtsveld tekenen dat iemand via een spiegel kan overzien. (extra stof)

Slide 21 - Tekstslide

Spiegelende terugkaatsing
  • Op de plaats waar de lichtstraal de spiegel raakt, is de normaal getekend. Dat is een lijn die loodrecht op de spiegel staat. Verder zijn de hoek van inval (
  • i ) en de hoek van terugkaatsing (
  • t ) aangegeven.

Slide 22 - Tekstslide

Spiegelende terugkaatsing
  • Op de plaats waar de lichtstraal de spiegel raakt, is de normaal getekend. Dat is een lijn die loodrecht op de spiegel staat. 
  • de hoek van inval (i ) en de hoek van terugkaatsing (t).

Slide 23 - Tekstslide

Gezichtsveld
  • Via een spiegel kun je een bepaald gebied overzien.
  • Dat gebied noem je het gezichtsveld. 
  • Je kunt het gezichtsveld tekenen met behulp van de spiegelwet 

Slide 24 - Tekstslide

Gezichtsveld
TRUCJE   T1
Maar ook nu is er een snellere manier (figuur 9).
Teken eerst het spiegelbeeld P' van de waarnemer P. Teken daarna de randstralen die via de spiegel in de ogen van P terechtkomen, dus met de pijlen naar de waarnemer toe.

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R  Je kunt uitleggen wat een spectrum is en hoe je een spectrum zichtbaar maakt.


  • Het witte zonlicht bestaat uit alle kleuren van de regenboog. 
  • Dat zie je als je zonlicht op een prisma laat vallen
  • De kleuren zij: rood, oranje, geel, groen, blauw en violet. 
  • Zo’n reeks kleuren wordt een spectrum genoemd.


Slide 26 - Tekstslide

Instructie 
AAN DE SLAG
HS 6 paragaaf  blz 76
opdrachten 12 en 13 maken
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Experiment 1
KIjk door de prisma.

OV:
Wat doet een prisma ?
Op het scherm is dan
 een reeks kleuren te zien:
 rood, oranje, geel, groen, blauw en violet.

Slide 28 - Tekstslide

Experiment 2
https://phet.colorado.edu/sims/html/color-vision/latest/color-vision_all.html?locale=nl
  • Je kunt de verschillende kleuren
 licht ook weer samenvoegen. 
  • Je krijgt dan weer wit licht.

Slide 29 - Tekstslide

Infrarode straling   =  warmte straling
  • Ir-straling wordt uitgezonden door de zon. 
  • Alle voorwerpen om je heen zenden ir-straling uit. 
  • Hoe hoger de temperatuur van een voorwerp is, hoe meer ir-straling het voorwerp uitzendt. 
  • Je kunt IR straling fotograferen met een speciale infraroodcamera. 
  • De foto die dan ontstaat, noem je een warmtebeeld of thermogram

Slide 30 - Tekstslide

Ultraviolette straling  
  • Uv-straling is een belangrijk onderdeel van zonlicht. 
  • In de zomer laat de uv-straling van de zon je huid verkleuren. 
  • Je wordt bruin als je verstandig zont of rood als je een overdosis uv-straling oploopt. 
  • Sommige dieren kunnen wel uv-straling waarnemen. 
  • Bijen kunnen geen rood of oranje zien, maar wel uv-straling.
  • Bijen zien zo waar ze moeten zijn voor nectar en stuifmeel: in het centrum.

Slide 31 - Tekstslide

Ultraviolette lamp= fluorescentie  
  • Uv-straling kan sommige stoffen sterk laten oplichten. 
  • Je zegt van deze stoffen dat ze fluoresceren. 
  • Op bankbiljetten is op verschillende plekken fluorescerende inkt gebruikt.
Uv-lampen worden gebruikt in zonnebanken, in blacklights en in vliegenvangers.

Slide 32 - Tekstslide

Infrarode straling is ............. ioniserend.
A
NIET
B
ZWAK
C
Sterk

Slide 33 - Quizvraag

Röntgenstraling straling is ............. ioniserend.
A
NIET
B
ZWAK
C
Sterk

Slide 34 - Quizvraag

Licht is ............. ioniserend.
A
NIET
B
ZWAK
C
Sterk

Slide 35 - Quizvraag

Ultraviolette straling ............. ioniserend.
A
NIET
B
ZWAK
C
Sterk

Slide 36 - Quizvraag


Rood licht wordt door de witte trui grotendeels
A
teruggekaatst
B
geabsorbeerd

Slide 37 - Quizvraag


Rood licht wordt door de zwarte trui grotendeels
A
teruggekaatst
B
geabsorbeerd

Slide 38 - Quizvraag


Onder een rode toneellamp ziet een groene trui er helder :
A
grijs
B
rood
C
groen
D
zwart

Slide 39 - Quizvraag


Hoe ziet het witte papier eruit als je het door het rode plastic bekijkt?
A
grijs
B
rood
C
wit
D
zwart

Slide 40 - Quizvraag

Aan de slag
HS 6 par 3 blz  88 

Slide 41 - Tekstslide

Instructie 
AAN DE SLAG
HS 6 paragaaf  blz 20 en 21 
OPDRACHTEN MAKEN 8,9,10
Test jezelf maken (digitaal)


timer
10:00

Slide 42 - Tekstslide

Nabespreking

Slide 43 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 44 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 45 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 46 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 47 - Open vraag