V2 uitleg IMPARFAIT bij U6

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Kies de juiste vertaling:

Nous discutons avec nos amis.
A
Wij praten met onze vrienden.
B
Zij praten met hun vrienden.
C
Jullie hebben gepraat met jullie vrienden.
D
Wij hebben gepraat met onze vrienden.

Slide 5 - Quizvraag

Maak de juiste vorm:

(manger - passé composé) - ik heb gegeten

Slide 6 - Open vraag

Kies de juiste vertaling:

Est-ce que tu as bien réfléchi?
A
Denk jij goed na?
B
Heb jij goed nagedacht?
C
Kies jij goed?
D
Heb jij goed gekozen?

Slide 7 - Quizvraag

Maak de juiste vorm:

(choisir - présent) - wij kiezen

Slide 8 - Open vraag

Maak de juiste vorm:

(punir - présent) - hij straft

Slide 9 - Open vraag

Kies de juiste vertaling:

Elle a entendu la chanson.
A
Zij wacht op het liedje.
B
Zij heeft op het liedje gewacht.
C
Zij hoort het liedje.
D
Zij heeft het liedje gehoord.

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer gebruik je dus de PASSÉ COMPOSÉ?
A
Bij gebeurtenissen/acties in het heden
B
Bij gebeurtenissen/acties in het verleden
C
Wanneer je er zin in hebt om iets anders te gebruiken dan de présent
D
Bij een beschrijving in het verleden

Slide 11 - Quizvraag

Maak de juiste vorm:

(vendre - présent) - jullie verkopen

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Kies de juiste vertaling:

ik gaf
A
je donne
B
je donnons
C
je donnais
D
je donnions

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling:

hij eindigde
A
il finit
B
il finait
C
il finissais
D
il finissait

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling:

wij verkochten
A
on vend
B
on vendions
C
nous vendons
D
nous vendions

Slide 16 - Quizvraag

Maak de juiste vorm:

(regarder - imparfait) - ik keek

Slide 17 - Open vraag

Maak de juiste vorm:

(annuler - imparfait) - wij annuleerden

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Maak de juiste vorm:

(finir - imparfait) - jij eindigde

Slide 20 - Open vraag

Maak de juiste vorm:

(remplir - imparfait) - jullie vulden in

Slide 21 - Open vraag

Wanneer gebruik je dus de IMPARFAIT?
A
Bij gebeurtenissen/acties in het heden
B
Bij gebeurtenissen/acties in het verleden
C
Bij een beschrijving of een gewoonte in het heden
D
Bij een beschrijving of gewoonte in het verleden

Slide 22 - Quizvraag

Maak de juiste vorm:

(vendre - imparfait) - hij verkocht

Slide 23 - Open vraag

Maak de juiste vorm:

(attendre - imparfait) - zij (vrl mv) wachtten

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Ga nu zelf oefenen:
ex 16BCD

Slide 26 - Tekstslide