Verdieping gehandicapten les ASS (4)

Doelgroepen
Autisme Spectrum Stoornis
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DoelgroepenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Doelgroepen
Autisme Spectrum Stoornis

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van de les kan je kenmerken van de autisme spectrum stoornis benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
- Terugblik
- Inleveren handelingswijzer
-Stukje herhaling uit leerjaar 1
- Opzoek naar nieuwe feiten over autisme
- Interventies
- Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handelingswijzer inleveren 25 oktober
Eindopdracht 1: maak een handelingswijzer over diverse
stoornissen. In tweetallen maken jullie een handelingswijzer waarin je antwoord geeft op de volgende vragen:

• Aan welk gedrag herken je welke stoornis? ( ASS, hechtingsstoornis, ADHD/ ADD, ODD, CD)
• Hoe handel je hierbij?
• Hoe is jullie visie hierop

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik
Kenmerken ODD/ CD?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Uitdagingen voor LVB'ers:

cognitief:
1. moeite met oorzaak-gevolg denken
2. niet/weinig leren van eerdere ervaringen
3. slecht tijdsbesef
4. beperkt geheugen
5. reflecteren is heel moeilijk


Hierna: filmpje, kijkvraag: hoe herken je deze uitdagingen bij Sanne?
emotioneel:
1. laag zelfbeeld (alle andere kinderen zijn slimmer)
2. weinig zelfvertrouwen
3. moeite om emoties te uitten. 

sociaal
1. moeite om sociaal contact aan te gaan en te onderhouden
2. moeite om zich aan te passen aan anderen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Uitdagingen Sanne

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

ASS is de afkorting voor Autisme Spectrum Stoornis. 
Voorheen werd er onderscheid gemaakt tussen een aantal ‘vormen’ van autisme zoals klassiek autisme, Asperger en PDDNOS. Tegenwoordig worden die termen eigenlijk niet meer gebruikt en vallen al die vormen onder de noemer ASS.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van ASS?
Wie weet er een aantal?

Slide 10 - Woordweb

Moeilijk contact maken en onderhouden

Veel moeite hebben met veranderingen

Niet flexibel zijn in denken en doen

Zich moeilijk iets kunnen verbeelden of  de fantasie laten gaan 

Gevoeliger of juist minder gevoelig voor prikkels als pijn en geluid zijn

Anderen minder goed kunnen aanvoelen

Herhaling in gedragingen en vasthouden aan routines

Overmatige belangstelling voor een bepaald onderwerp 

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk voorbeelden van problemen op het gebied van sociale communicatie en sociale interactie

Slide 12 - Woordweb

Begrijpen van sociale interactie, vb oogcontact, handen omhoog om opgetild te worden, kus is liefdevol (niet alleen nat), reactie op elkaar

Sociale communicatie: Wel woorden maar niet de juiste betekenis, beperkingen in de non-verbale communicatie, beperkingen bij het begrijpen van sociale relaties. Niet kunnen inleven in de ander, de wereld is al lastig genoeg. 
Bij oma eet je soep, thuis niet
Bij mama praat je, ergens anders niet
op school speel je met lego, thuis niet
Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten zijn een criteria bij het stellen van de diagnose autisme. Zoek op wat hiermee bedoeld wordt en beantwoord de vraag eventueel met een plaatje/foto. Drie mensen krijgen de beurt om uit te leggen hoe hun plaatje duidelijk maakt wat er met het criteria bedoeld wordt.

Slide 13 - Open vraag

beperkte belangstelling
motorische stereotypen (ronddraaien, wiegen)
repetitieve handelingen (herhalen van dezelfde handelingen) speelgoed ordenen uren lang 
rituelen (zaken in een bepaalde volgorde doen)
routines: altijd dezelfde weg naar bepaalde bestemming

Wat betekend over- of ondergevoeligheid voor zintuiglijke prikkels?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kijkersvraag
Welke kenmerken van autisme zie je bij Kees terug in het filmpje?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijkersvraag
Welke kenmerken van autisme zie je bij Kees terug in het filmpje?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De symptomen/ kenmerken
De symptomen van autisme worden vaak herkend in het tweede levensjaar. De symptomen kunnen ook eerder herkend worden, dit is vaak het geval wanneer er sprake is van een grote ontwikkelingsachterstand. Ook kunnen de symptomen (veel) later dan het tweede levensjaar herkend worden, wanneer de symptomen subtieler zijn.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaak
Hoe de autismespectrumstoornis precies ontstaat, is niet bekend. Er is niet specifiek één oorzaak aan te wijzen. Wel zijn er verschillende risicofactoren.

Erfelijkheid: Duidelijk is dat erfelijkheid een rol speelt. 
Omgeving: Verschillende niet-specifieke risicofactoren, zoals een hogere leeftijd van de ouders of een laag geboortegewicht, kunnen bijdragen aan het risico op autisme.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werken in de les
Ga naar de website www.autisme.nl
- Hoe groot is het percentage van mensen met autisme in Nederland?  
- Komt autisme vaker voor bij mannen? Leg dit uit.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van de les herinner je je kenmerken van de autisme spectrum stoornis

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk/ werken in de les (inleveren 8 oktober)
Interventies
1. Ga naar de volgende website van het NJI.
2. Typ bij de zoekbalk 1 van deze 3 interventies in.
VIPP-AUTI 
TOM-training
Denken + Doen = Durven
3. Klik op uitgebreide beschrijving.

Beschrijf in eigen woorden wat de interventie die je gekozen hebt inhoudt. Mail het huiswerk naar: l.droog@rocmondriaan.nl of lever dit op papier in.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat vond je van de les?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga naar de website www.autisme.nl
Hoe groot is het percentage van mensen met autisme in Nederland?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
Ruim 1% van de Nederlanders, ongeveer 200.000 mensen, heeft autisme. Het aantal mensen dat te maken heeft met autisme – zoals ouders, broers, zussen, partners, leraren en zorgverleners – is vele malen groter.
   

In Nederland is door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor het eerst nagegaan hoe vaak autisme spectrum stoornissen (ASS) in Nederland voorkomen. Het CBS maakte afgelopen bekend dat 2,8 % van de Nederlandse kinderen (4 tot 12 jaar) volgens hun ouders een ASS heeft. Om echt meer te weten over hoe vaak ASS voor komt in Nederland dient eerst een studie te worden gedaan waarin we een screening laten volgen door gedegen diagnostiek.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga naar de website www.autisme.nl
Komt autisme vaker voor bij mannen? Leg dit uit.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
Lange tijd is gedacht dat autisme nauwelijks voorkomt bij vrouwen. Inmiddels is duidelijk dat autisme voorkomt bij zowel mannen als vrouwen. Precieze cijfers ontbreken nog. Veel wetenschappers gaan op dit moment uit van de verhouding 4:1 – dus vier keer zoveel autisme bij mannen als bij vrouwen. Waarschijnlijk komt autisme bij vrouwen echter veel vaker voor, het wordt bij hen alleen minder snel herkend. De indruk bestaat dat meisjes en vrouwen met autisme andere klachten hebben dan jongens en mannen. Autisme wordt bij hen vaak niet of laat herkend. Het uitblijven van passende behandeling kan leiden tot verergering van klachten.


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken
Autisme kenmerken komen bij alle mensen in meer of mindere mate voor. Zo vinden veel mensen het prettig om vaste routines aan te houden of om zich langere tijd intensief met één onderwerp bezig te houden. Ook problemen op sociaal gebied zijn veel mensen niet vreemd.

 Een diagnose autisme krijg je pas als deze kenmerken zorgen voor serieuze lijdensdruk of voor grote problemen op levensgebieden als werk, vrije tijd en relaties. De criteria hiervoor zijn onder andere:
1. Problemen op het gebied van sociale communicatie en sociale interactie
2. Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten
3. Over- of ondergevoeligheid voor zintuiglijke prikkels.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies