Taal Actief 4 - Groep 6 - Thema 4, les 10

Thema 4, les 10
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 4, les 10

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les:

  • Zinnen verdelen in zinsdelen
  • Oefenen met het gebruik van de komma
  • Oefenen van de themawoorden van thema 6

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook al weer?
Bedenk eerst wat de persoonsvorm is. Elk deel dat je voor de persoonsvorm kan zetten, is een zinsdeel. 

Slide 3 - Tekstslide


Ik heb een smaragd gevonden op straat.

Hoe is bovenstaande zin goed in zinsdelen verdeeld?

A
Ik heb / een / smaragd / gevonden op straat
B
Ik / heb / een / smaragd / gevonden / op straat
C
Ik / heb / een smaragd / gevonden / op straat
D
Ik / heb / een smaragd / gevonden op / straat

Slide 4 - Quizvraag

Je mag hem gratis hebben!

Hoe is bovenstaande zin goed in zinsdelen verdeeld?
A
Je mag / hem / gratis / hebben!
B
Je/mag/hem/gratis/hebben
C
Je/mag/hem/gratis hebben
D
Je/mag/hem gratis hebben

Slide 5 - Quizvraag

De groene smaragd is stiekem een groene taart.

Hoe is bovenstaande zin goed in zinsdelen verdeeld?


A
De groene smaragd / is / stiekem / een groene taart
B
De / groene / smaragd / is / stiekem / een / groene / taart
C
De groene / smaragd / is / stiekeme / een groene / taart
D
De groene smaragd / is / stiekem een groene taart.

Slide 6 - Quizvraag

Hoe zat het ook al weer?
We gaan oefenen met het gebruik van de komma.

Typ de zin over en zet de komma op de juiste plek. 

Slide 7 - Tekstslide

Zet de komma op de goede plaats in de zin:

Jongens ik wil wel graag op de hoogte blijven!

Slide 8 - Open vraag

Zet de komma op de goede plaats in de zin:

Nu ik in bed lig kan ik wel wat plannen.

Slide 9 - Open vraag

Zet de komma op de goede plaats in de zin:

Ik wil graag naar de Efteling de Waarbeek of het Dolfinarium.

Slide 10 - Open vraag

Zet de komma op de goede plaats in de zin:

Als we daar naartoe willen moeten we het reserveren.

Slide 11 - Open vraag

Zet de komma op de goede plaats in de zin:

Elise wil jij dit voor ons gaan regelen?

Slide 12 - Open vraag

Hoe goed ken je de themawoorden van thema 4? 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een commissaris?
A
De baas van de politie
B
De baas van Nederland
C
De baas van een dorp of stad
D
De baas van een provincie

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van ervaren?
Ervaren = dat je iets vaak gedaan hebt.
A
nooit gedaan
B
onervaren
C
behandeld
D
gesproken

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent boter bij de vis doen?
A
Een ander zijn mening geloven
B
Met iemand meelopen die dat vraagt
C
Extra lekker koken
D
Iets wat je koopt direct betalen

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent op je hoede zijn?
A
dat je goed oplet, voorzichtig bent
B
Dat je op een hoed of muts gaat staan
C
Dat je een ander grapjes vertelt
D
Dat je een geheim hebt met iemand anders

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de omvang van iets?
A
de inhoud ergens van
B
Iets onaardigs zeggen over een ander
C
De grootte van iets
D
Een soort edelsteen

Slide 18 - Quizvraag

Wat doe je als je iets bevestigt?
A
Iets vastmaken
B
Iets laten liggen
C
Iets meenemen dat niet van jou is
D
Heel boos worden

Slide 19 - Quizvraag

Als je van iets op de hoogte bent, dan weet je iets ....
A
... wel
B
... niet
C
...

Slide 20 - Quizvraag