A2a_Studyflow_Leestekens LT2 les 2

A2a
Goedemorgen!
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

A2a
Goedemorgen!

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag

1. herhaling LT2.1
2. uitleg LT2.2
3. aan de slag/spreekbeurten plannen


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
-weten wanneer je wel of geen hoofdletter moet gebruiken (LT2.1)
-kun je komma's op de juiste plek in de zin zetten (LT2.2)

Slide 3 - Tekstslide


Studyflow Leestekens LT2

Slide 4 - Tekstslide

Plaats zo nodig hoofdletters

mevrouw de vries winkelt graag op eerste paasdag.

Slide 5 - Open vraag

Plaats zo nodig hoofdletters en leestekens

in new york wonen joden en christenen naast elkaar

Slide 6 - Open vraag


Zet deze zin in de directe rede:
Je moeder roept dat je moet komen eten.


Slide 7 - Open vraag

Zet deze zin in de directe rede:
Jasmijn zei dat ze naar tennisles ging.

Slide 8 - Open vraag

Plaats zo nodig hoofdletters en leestekens
ik dacht ik bestel vanavond een extra grote pizza

Slide 9 - Open vraag

LT2.2 Komma's
Aan het einde van Studyflow LT2.2 >
- weet je dat je een komma gebruikt als iemand direct aangesproken wordt;
- weet je wat een tussenwerpsel is en dat een komma ook voor of achter een tussenwerpsel staat;
- weet je dat je komma's zet voor en achter een bijstelling;
- weet je dat tussen de hoofdzin en de bijzin vaak een komma staat;
- kun je in zinnen de komma's op de juiste plaats zetten.

Slide 10 - Tekstslide

LT2.2 Komma's
Je gebruikt een komma > 
- Als je iemand aanspreekt: Jongens, houd nu eens op!

- Voor of na een tussenwerpsel: Wow, wat goed dat je hebt volgehouden. Nu heb je weer een glas gebroken, verdorie!



Slide 11 - Tekstslide

LT2.2 Komma's
Je gebruikt een komma > 
- Als er sprake is van een bijstelling. Een bijstelling geeft extra informatie. 
De jongen had zijn schoenen, nieuwe Converse All Stars, in de kleedkamer laten liggen.






Slide 12 - Tekstslide

LT2.2 Komma's
Je gebruikt een komma > 
- Voor voegwoorden
Voor een voegwoord komt meestal een komma (behalve voor de voegwoorden en en of). De komma geeft een korte adempauze.

Je moet de vraag goed lezen, voordat je een antwoord opschrijft.






Slide 13 - Tekstslide

LT2.2 Komma's
Als het voegwoord vóóraan in de zin staat, komt er een komma tussen de twee zinnen.

Voordat je een antwoord opschrijft, moet je de vraag goed lezen.

Niet vergeten: ook bij een opsomming en tussen twee persoonsvormen schrijf je een komma.






Slide 14 - Tekstslide

Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters

bram als je mij een bitterbal aangeeft krijg je van mij een vlammetje

Slide 15 - Open vraag

Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters:
maria laadde de boodschappen twee flessen frisdrank en een pak vla in de achterbak van de volvo

Slide 16 - Open vraag

Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters:
de training ging niet door want bijna iedereen was op vakantie


Slide 17 - Open vraag

Aan de slag
Starten met LT2.2
Huiswerk LT2.2
klaar? --> ga verder met LT2.3 

Succes!

Slide 18 - Tekstslide

Hoe goed beheers je nu het hoofdlettergebruik en het gebruik van de komma?
0100

Slide 19 - Poll

Deze vraag heb ik niet kunnen stellen in de les:

Slide 20 - Open vraag

Bedankt
voor de aandacht en tot morgen!

Slide 21 - Tekstslide

LT2.3 Dubbele punten en aanhalingstekens
Aan het einde van Studyflow LT2.3 >
- kun je aanhalingstekens en de dubbele punt op de juiste plaats zetten bij letterlijke uitspraken (citaten);
- weet je dat aanhalingstekens ook worden gebruikt bij ironisch taalgebruik en bij het benadrukken van bepaalde woorden.






Slide 22 - Tekstslide

LT2.3 Dubbele punten en aanhalingstekens
Herhaling >
Je gebruikt een dubbele punt bij opsommingen, bij een verklarende opmerking en bij een citaat.
Je kunt je opgeven voor verschillende activiteiten: tennis, buikdansen, volleybal en salsa.



Er zijn dus twee oplossingen: of je houdt nu je mond, of je pakt je spullen en je gaat.
In het grammaticaboek staat: "Een zin begin je met een hoofdletter en eindig je met een punt, een vraagteken of een uitroepteken."







Slide 23 - Tekstslide

LT2.3 Dubbele punten en aanhalingstekens
Je gebruikt ook een dubbele punt in de directe rede >
Ik antwoordde: "Vind je het goed als ik meega?"



MAAR als de zin begint met het citaat, schrijf je een komma >
"Vind je het goed als ik meega?", antwoordde ik.


Omdat in de directe rede letterlijk wordt herhaald wat iemand gezegd heeft, staat dat deel tussen aanhalingstekens: "..."





Slide 24 - Tekstslide

LT2.3 Dubbele punten en aanhalingstekens
Je gebruikt ook een dubbele punt in de directe rede >
Ik antwoordde: "Vind je het goed als ik meega?"



MAAR als de zin begint met het citaat, schrijf je een komma >
"Vind je het goed als ik meega?", antwoordde ik.


Omdat in de directe rede letterlijk wordt herhaald wat iemand gezegd heeft, staat dat deel tussen aanhalingstekens: "..."





Slide 25 - Tekstslide

LT2.3 Dubbele punten en aanhalingstekens
"Ik ga slapen," zei mijn broertje, "want ik ben zo moe."

"Hij is zijn sportschoenen weer vergeten," zei de gymleraar, "het zal eens niet zo zijn."





Slide 26 - Tekstslide

LT2.3 Dubbele punten en aanhalingstekens
Weet je het nog? Gedachten schrijf je NIET met aanhalingstekens >

Hij dacht: ik heb wel zin in een stukje appeltaart.






Slide 27 - Tekstslide

LT2.3 Dubbele punten en aanhalingstekens
Enkele aanhalingstekens gebruik je >
- Als je een woord ironisch bedoelt >
Gefeliciteerd 'jongeman'. (Dat zeg je tegen iemand die al wat ouder is.)
- Als je een woord in de tekst wilt benadrukken, omdat het een bijzonder of ongebruikelijk woord is >

De leerlingen vonden dat wel 'chill'.






Slide 28 - Tekstslide

Plaats zo nodig hoofdletters en leestekens:
hij is zijn boeken weer vergeten zei de docent het zal eens niet zo zijn

Slide 29 - Open vraag


Plaats zo nodig hoofdletters en leestekens:
ik kom al riep sander nog even mijn veters strikken




Slide 30 - Open vraag

Plaats zo nodig hoofdletters en leestekens:
mijn moeder reageerde dan kom ik jullie vanavond wel weer halen





Slide 31 - Open vraag

Plaats zo nodig hoofdletters en leestekens:
hij eet vanavond weer eens gezond (Je bedoelt hamburgers met frietjes.)






Slide 32 - Open vraag

Waar wil je de volgende les meer uitleg over krijgen?
Hoofdletters
Komma's
Dubbele punt & aanhalings-tekens
Ik heb geen extra uitleg nodig

Slide 33 - Poll

Huiswerk: LT2.1 + LT2.2
Klaar?
Maken: LT2.3

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk: LT2.3 
Klaar?
Afronden alle onderdelen van Studyflow > 
G3, G4, W2, S2 en LT2
Oefenen met Test jezelf bij deze onderdelen 

Slide 35 - Tekstslide

Bedankt 
voor de aandacht en tot morgen!

Slide 36 - Tekstslide