werkwoorden op -er - présent en passé composé

Kies de juiste vervoeging
A
je donnes
B
je donnent
C
je donne
D
je donner
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Kies de juiste vervoeging
A
je donnes
B
je donnent
C
je donne
D
je donner

Slide 1 - Quizvraag

wij kijken
A
vous regardez
B
ils regardent
C
je regarde
D
nous regardons

Slide 2 - Quizvraag

jij luistert
A
tu écoutes
B
on écoute
C
elle écoute
D
j'écoute

Slide 3 - Quizvraag

jullie werken
A
vous travaillez
B
nous travaillons
C
on travaille
D
je travaille

Slide 4 - Quizvraag

hij begint
A
je commence
B
ils commencent
C
on commence
D
il commence

Slide 5 - Quizvraag

ik hou van
A
on aime
B
j'aimes
C
j'aime
D
je t'aime

Slide 6 - Quizvraag

zij hebben een hekel aan, mannelijk (détester)

Slide 7 - Open vraag

jij danst (danser)

Slide 8 - Open vraag

Je ... néerlandais. (parler)

Slide 9 - Open vraag

elle (chanter = zingen, passé composé)

passé composé
A
as chanté
B
chantait
C
a chanté
D
a chantée

Slide 10 - Quizvraag

tu (manger = eten, passé composé)

passé composé
A
as mangé
B
a mangé
C
est mangé
D
es mangé

Slide 11 - Quizvraag

tu (regarder = kijken, passé composé)

passé composé
A
as regardé
B
as regarder
C
a regardé
D
regardais

Slide 12 - Quizvraag

hij heeft gepraat (parler) =

Slide 13 - Open vraag