11.4 je lijkt op

11.4 je lijkt op...
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

11.4 je lijkt op...

Slide 1 - Tekstslide

lesplanning
  • Welkom
  • Terugblik
  • 11.4 uitleg
  • quiz
  • samenvatting

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling
in het kort kijken we terug naar hoofdstuk: 

11.1 man en vrouw
11.2 bevruchting
11.3 zwangerschap

Slide 3 - Tekstslide

11.1 man en vrouw
Allebei vruchtbaar in pubertijd. Jongens tot hun dood, meisjes tot de overgang

Slide 4 - Tekstslide

11.2 bevruchting

Slide 5 - Tekstslide

11.3 zwangerschap


1-12 waken is een embryo

12-40 weken is een foetus

Slide 6 - Tekstslide

De bevalling?

Een bevalling bestaat uit drie fasen:
1. Weeën voor de ontsluiting

2.Uitdrijving, foetus wordt baby

3. Nageboorte, placenta, navelstreng en vliezen moeten ook het lichaam verlaten

Slide 7 - Tekstslide


11.4 Je lijkt op.......

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
  • waar zit jouw bouwbeschrijving.
  • hoe zitten de eigenschappen op de chromosoom
  • waardoor lijk je op je ouders
  • zijn alle eigenschappen erfelijk

Slide 9 - Tekstslide

waar zit jouw bouwbeschrijving
chromosomen: draden in de kern van elke cel. Normaal zitten er
                                                           46 los in je cel, maar bij celdeling                                                                   rollen ze op en kan je ze onder de                                                                 microscoop zien. De chromosomen                                                             zijn dubbel. je hebt dus 23 paar                                                                     chromosomen. Chromosomen                                                                        bestaan uit DNA.

Slide 10 - Tekstslide

waar zit jouw bouwbeschrijving
DNA: stof waaruit je chromosoom bestaat
Het zijn de traptreden van de wenteltrap
Je hebt er 4: G - C - T - A 
DNA is opgebouwd met eiwitten

Slide 11 - Tekstslide

waar zit jouw bouwbeschrijving
chromosomenparen: 23 dubbelen = 46 chromosomen in 1 cel

Slide 12 - Tekstslide

waar zit jouw bouwbeschrijving
Genoom: alle chromosomen bij elkaar

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

hoe zitten de eigenschappen op de chromosomen

DNA maakt de eiwitten. 

Gen is 1 eigenschap 

Slide 15 - Tekstslide

hoe zitten de eigenschappen op de chromosomen

allel: variant van een gen. 
Daardoor lijk je niet voor 100% op je vader of moeder. Allelen zorgen ervoor dat er variatie ontstaat. De dominante allel wint

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link

Slide 19 - Video

Bouwbeschrijving
In de celkern liggen chromosomen.

chromosomen
bestaan uit de stof DNA. 
(trui - wol      broek - spijkerstof)
chromosomen 
Bevatten jouw bouwbeschrijving



Slide 20 - Tekstslide

Chromosomen bepalen hoe jij er uit ziet. 

- Op de chromosomen zitten "bandjes", genen
- 1 gen = 1 eigenschap, bijvoorbeeld oogkleur,       haarkleur, krullen, vorm neus enz...

Alle chromosomen samen = GENOOM
Genoom = bouwbeschrijving 

ELKE LICHAAMSCEL BEVAT 46 CHROMOSOMEN

Slide 21 - Tekstslide

Waardoor lijk je op je ouders?

In voortplantingscellen  zitten 23 chromosomen,

Wanneer de kern van de eicel en de kern van de
zaadcel (de bevruchting) samensmelten,
heb je 2 x 23 = 46 chromosomen. 

Je krijgt dus de helft van de chromosomen van
je vader en de helft van je moeder.
Omdat de eigenschappen in deze chromosomen
zitten lijk je dus op je vader en op je moeder.

Slide 22 - Tekstslide

Gewone cel
Eicel
Zaadcel
Gewone cel
Bevruchting
Bevruchte eicel

Slide 23 - Sleepvraag

Ben je een jongen of een meisje?

Alle chromosomen hebben een 'partner' en vormen samen een paar.
Je hebt dus 46 chromosomen en 23 chromosoomparen.

22 van deze paren zijn nagenoeg hetzelfde.
Het 23e paar kan twee vormen hebben: een X-vorm en een Y-vorm.
XX = het een vrouw.
XY = het een man.
De X en Y chromosomen noem je geslachtschromosomen.

Slide 24 - Tekstslide

Ben je een jongen of een meisje?

Slide 25 - Tekstslide

Heb je al je eigenschappen van je ouders geërfd?

  • Eigenschappen als oog- en huidskleur worden door je chromosomen (dus je DNA) bepaald.  Dit zijn erfelijke eigenschappen.
  • Ergens heel erg goed in zijn, zoals voetbal is gedeeltelijk erfelijk. Dit noem je aanleg.
  •  niet-erfelijke eigenschappen.

Slide 26 - Tekstslide

Aangeboren afwijkingen
  • Geen ziekte
  • extra chromsoom
  • Moeder vader geeft 24 chromosomen i.p.v. 23.
  • verandering vlak na de samensmelting plaats heeft gevonden

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Huidskleur
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Aanleg

Slide 29 - Quizvraag

Paars haar hebben.
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Aanleg

Slide 30 - Quizvraag

Een litteken
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Aanleg

Slide 31 - Quizvraag

Heel creatief zijn
A
Erfelijk
B
Aangeboren
C
Aanleg

Slide 32 - Quizvraag

Waarom hebben voortplantingscellen maar 23 chromosomen?

Slide 33 - Open vraag

Samenvatting
Je hebt geleerd waardoor je op je ouders lijkt.
Je hebt geleerd hoe eigenschappen worden doorgegeven.
je hebt geleerd hoe aangeboren aandoeningen ontstaan.

Slide 34 - Tekstslide