Aanwijzend voornaamwoord

Het aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets of iemand aan
Kan in plaats van het  lidwoord staan
Staat voor het zelfstandig naamwoord

de leerling -> die leerling, deze leerling

Die leerling is goed in gymnastiek.



 

Bij een het-woord gebruik je altijd dat of dit.
Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolISKvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets of iemand aan
Kan in plaats van het  lidwoord staan
Staat voor het zelfstandig naamwoord

de leerling -> die leerling, deze leerling

Die leerling is goed in gymnastiek.



 

Bij een het-woord gebruik je altijd dat of dit.
Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze.

Slide 1 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord

Die computer
Deze tafel
Dat boekje
Dit kopje

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg


Bij een het-woord gebruik je altijd dit of dat.

Bij een de-woord gebruik je altijd deze of die.

Slide 3 - Tekstslide

voorbeelden
de jongen -    deze / die jongen
de avond -     deze / die avond

het meisje -    dit / dat meisje
het huis -        dit / dat huis


Slide 4 - Tekstslide

Dichtbij of verder weg:
dichtbij 
                                    deze (bij een de-woord) of 
                                    dit (bij een het-woord).

verder weg 
                                    die (bij een de-woord) of 
                                    dat (bij een het-woord)..

Slide 5 - Tekstslide

Een aanwijzend voornaamwoord wijst naar:
A
Dingen
B
Mensen
C
Dingen of mensen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord
A
Dat
B
Daar
C
Dit
D
Deze

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Zie je die jongen daar?
A
Zie
B
je
C
die
D
daar

Slide 8 - Quizvraag

Aanwijzend voornaamwoord
We hebben ... fiets gewassen.
A
dit
B
die
C
dat

Slide 9 - Quizvraag

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
.... broek is mooi.
A
Deze
B
Dit

Slide 10 - Quizvraag

Als iets verder weg is, welke aanwijzende voornaamwoorden gebruik ik dan?

Slide 11 - Open vraag

Als iets dichtbij is, welke aanwijzende voornaamwoorden gebruik ik dan?

Slide 12 - Open vraag

Welk aanwijzende voornaamwoorden ken jij?

Slide 13 - Open vraag

Vragend voornaamwoord
Er zijn 4 vragende voornaamwoorden: 
wie, wat, welke en wat voor (een)

Slide 14 - Tekstslide

Dit zijn GEEN vragend voornaamwoorden!
Een vragend voornaamwoord verwijst naar iets of iemand.

Slide 15 - Tekstslide

Opdrachten maken
Maken grammatica hoofdstuk 4 paragraaf 4.7
opdrachten 1 t/m 10

Slide 16 - Tekstslide