Om een diagnose te stellen, combineert de neuroloog gegevens over de klachten, het algemeen neurologisch onderzoek en van het MRI-onderzoek.
Soms is aanvullend een onderzoek nodig van het hersenvocht (liquor), een vloeistof die rond de hersenen en in het ruggenmerg stroomt. De samenstelling van dit vocht - dat wordt afgenomen via een ruggenprik - is bij MS meestal afwijkend.
Het EP-onderzoek
EP staat voor 'Evoked Potentials', wat letterlijk 'opgewekte potentialen' betekent. Wanneer een zintuig geprikkeld wordt, reageert het zenuwstelsel hierop.
Bij een EP-onderzoek wordt deze reactie als een elektrisch signaal gemeten met behulp van elektroden.
Bij een lumbale punctie (ook wel ruggenprik) wordt voor onderzoek wat van het hersenvocht, het vocht dat om de hersenen en het ruggenmerg zit (de liquor cerebrospinalis), uit het lichaam gehaald.
Dit wordt gedaan door met een dunne holle naald van ongeveer 10-15 cm lang tussen de lendenwervels door in de liquorruimte te prikken en vervolgens daar wat hersenvocht af te tappen. Meestal worden er meerdere buisjes vocht afgenomen, ieder met enkele druppels voor de verschillende bepalingen.
Een MRI-scanner is de benaming van een medisch apparaat voor beeldvorming van het binnenste van het lichaam, zonder dat dit daarvoor hoeft te worden geopend.
De afkorting komt van Magnetic Resonance Imaging, beeldvorming met magnetische resonantie.
Een oudere naam is NMR-scanner, van Nucleair Magnetic Resonance, oftewel kernspinresonantie