Leestoets oefenen les 2

Lezen
timer
20:00
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Antwoorden bespreken
  • Herhaling formuleren/citeren
  • Aan de slag met nieuwe tekst

Doel van de les:
Je hebt je geheugen opgefrist rondom formuleren/citeren

Slide 2 - Tekstslide

  • Je zit in groepjes van 3 bij elkaar.
  • Bespreek met elkaar de antwoorden op de vragen van het opdrachtenboekje
  • Hebben jullie verschillende antwoorden? Probeer dan tot het juiste antwoord te komen
  • Komen jullie er niet uit, zet dan een kruisje voor de vraag. We bespreken deze straks klassikaal.

timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen citeren en formuleren?

"Citeer een zin waaruit blijkt dat ...."
Citeren: Neem de zin (of het woord/de woordgroep) letterlijk over uit de tekst. Je hoeft de zin niet volledig over te schrijven. 
Dit is voldoende: ‘’Als er … te schrijven.’’

Let op: alleen citeren als dat gevraagd wordt! In alle andere gevallen formuleer je je antwoord. Je beantwoordt de vraag dan obv de informatie uit de tekst.

Slide 4 - Tekstslide

Citeren
Citeren betekent ‘letterlijk overschrijven’. Dit is iets anders dan parafraseren, waarbij je iets in je eigen woorden navertelt. Bij een citaat is het belangrijk dat je heel precies overneemt wat er in de tekst staat geschreven.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom citeren we?


Schrijf op je 'wisbordje'
Ik tel af en bij 0 houd je je bordje boven je hoofd

Slide 6 - Tekstslide

Citeren
Op het eindexamen kan worden gevraagd om een 
woord, woordgroep, zinsgedeelte of zin te citeren.

Slide 7 - Tekstslide

Woordgroep

Als er wordt gevraagd om een woordgroep te citeren, dan citeer je een groep van woorden die bij elkaar horen in de zin. Vaak gaat het hier om zinsdelen. Als je het lastig vindt om te bepalen of je met een woordgroep te maken hebt, dan kun je de zin gaan husselen. Een woordgroep zal altijd bij elkaar in de zin blijven staan, zoals onder andere ‘bij de Albert Heijn’ in de volgende zinnen:
De grote man / doet / zijn boodschappen / bij de Albert Heijn
Bij de Albert Heijn / doet / de grote man / zijn boodschappen
Zijn boodschappen / doet / de grote man / bij de Albert Heijn

Slide 8 - Tekstslide

Zin
Zin

Als er wordt gevraagd om een zin te citeren, dan is het vrij veel werk om de hele zin over te schrijven. Dit kost tijd en het is niet nodig. Het is voldoende om de eerste twee woorden en de laatste twee woorden van de zin te noteren, met daartussenin drie puntjes. Vergeet niet om de aanhalingstekens te plaatsen en met een hoofdletter te beginnen. De regelnummers erbij noemen is niet verplicht, maar het is wel prettig voor de docent die jouw examen nakijkt. De eerste zin van deze alinea zou je dus als volgt citeren:
‘’Als er…te schrijven’’ (regels XX-XX)

Slide 9 - Tekstslide

Leestoets oefenen les 2
"Mijn oma rookte een pakje sigaretten per dag en is 95 jaar geworden. Zo slecht is roken dus niet."

Is hier sprake van een drogreden?

Slide 10 - Tekstslide

Tekstopbouw

Slide 11 - Tekstslide