22-06-15 Diabetes + orale bloedglucose verlagende middelen.

 Diabetes & orale bloedglucoseverlagende gnm
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

 Diabetes & orale bloedglucoseverlagende gnm

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma & Lesdoelen  

  • Vragen van jullie???
  • Planning → oefentoets vrijdag
  • Uitleg diabetes mellitus
  • Opdracht DM & orale gnm
  • Lesevaluatie

Lesdoelen:
- Je kent het ziektebeeld diabetes mellitus
- Je kunt het verschil tussen type 1- en type 2 diabetes uitleggen
- Je kunt de werking van de orale bloedglucose verlagende gnm uitleggen



 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diabetes mellitus

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Diabetes mellitus
Diabetes mellitus= suikerziekte
Indien er geen of te weinig insuline in het bloed aanwezig is, stijgt het bloedglucosegehalte, dit kan op de lange termijn leidde tot schade aan de kleine bloedvaatjes (van de ogen, nieren en/of zenuwen) en aan de grote bloedvaten (CVRM).
 



Type 1 → auto-immuunziekte, afwezigheid van insuline
Type 2 → onvoldoende insuline aangemaakt en/of insulineresistentie

Slide 5 - Tekstslide

Diabetes fonds maakt onderscheid tussen meerdere soorten diabetes met verschillende oorzaken. 
Welk begrip ken jij ?
Insuline
Glucagon
Glucogeen
Twee van de drie
Alledrie

Slide 6 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Aanmaak van insuline
Insuline is een hormoon dat wordt geproduceerd in de beta-cellen van de eilandjes van Langerhans.
Glucose wordt opgenomen en een teveel opgeslagen in lever en spiercellen.

Slide 7 - Tekstslide

De beta-cellen zijn zogenaamde endocriene kliercellen. Endocriene kliercellen geven hun producten af aan de bloedbaan. Dit in tegenstelling tot exocriene kliercellen die een afvoerbuis hebben en hun product afgeven aan een holte in het lichaam. De eilandjes van Langerhans vormen het endocriene deel van de alvleesklier
Glucosespiegel
Ook wel bloedsuikerspiegel of bloedglucosespiegel genoemd.
Homeostase= evenwicht van de glucosespiegel door de hormonen insuline, glucagon en somatostatine (zelfregulering).

α-cellen→ glucagon→ verhogen de glucosespiegel.
ß-cellen→ insuline→ verlagen de glucosespiegel.
δ-cellen→ somatostatine→ bewaart balans, kan beide afremmen.




Slide 8 - Tekstslide

δ =delta-cellen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Streefwaarden glucosespiegel

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

     Hypoglykemie versus Hyperglykemie

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen heb je nog

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 1: Verklaar waarom bij een te hoog gehalte aan glucose de patiënt vrijwel altijd dorst heeft en heel vaak moet plassen.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 2: Onder welke andere benaming zijn de bovenstaande typen ook bekend?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 3: Geef aan wat het verschil is tussen type 1 en 2.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 4: Wat kan een patiënt doen als hij/zij een hypo ervaart?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 5: Wat kunnen omstanders doen als de patiënt door een hypo in coma is geraakt?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 6: Wat ervaar je als patiënt als de activiteit van het sympathische zenuwstelsel omhoog gaat?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jij geleerd in deze les?
Ik kan nu uitleggen wat de ziekte DM inhoudt
Ik kan het verschil tussen DM type I en II uitleggen
Ik kan de werking van de orale gnm uitleggen
Ik heb twee van de drie leerdoelen behaald
Ik heb alle drie de leerdoelen behaald

Slide 28 - Poll

Deze slide heeft geen instructies