In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Korte en lange klanken
Deel 2
Slide 1 - Tekstslide
Doel:
Horen van het verschil tussen korte klanken en lange klanken;
Weten wanneer je de lange klank zegt of de korte klank.
Slide 2 - Tekstslide
Korte oefening wisbordjes
Schrijf zoveel mogelijk woorden op met een korte klank.
Schrijf zoveel mogelijk woorden op met een lange klank.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Lettergreep:
Wat is ook alweer een lettergreep?
Slide 7 - Tekstslide
Lettergreep:
Wat is ook alweer een lettergreep?
Je zegt het woord in stukjes: let-ter-greep
kam-men
pen-nen
pra-ten
le-zen
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
eten
A
korte klank
B
lange klank
Slide 14 - Quizvraag
wakker
A
korte klank
B
lange klank
Slide 15 - Quizvraag
vissen
A
korte klank
B
lange klank
Slide 16 - Quizvraag
praten
A
korte klank
B
lange klank
Slide 17 - Quizvraag
kook
A
korte klank
B
lange klank
Slide 18 - Quizvraag
lezen
A
korte klank
B
lange klank
Slide 19 - Quizvraag
pakken
A
korte klank
B
lange klank
Slide 20 - Quizvraag
bos
A
korte klank
B
lange klank
Slide 21 - Quizvraag
kersen
A
korte klank
B
lange klank
Slide 22 - Quizvraag
longen
A
korte klank
B
lange klank
Slide 23 - Quizvraag
enkelvoud - meervoud
enkelvoud meervoud
Slide 24 - Tekstslide
meervoud (+en)
De meeste woorden krijgen bij meervoud +en:
lamp – lampen
kast – kasten
paard – paarden
tand – tanden
boek - boeken
Slide 25 - Tekstslide
meervoud (+en)
Hoor je in het enkelvoud een korte klank (a, e, o, u, i). Dan komt er in het meervoud een extra medeklinker bij.
bal – ballen
lip – lippen
tas – tassen
fles – flessen
kast - en (heeft al twee medeklinkers!)
long - en(heeft al twee medeklinkers!)
Slide 26 - Tekstslide
meervoud (+en)
Een woord kan ook op een dubbele klinker (aa, ee, oo, uu) en een medeklinker eindigen. Dit is een lange klank. Bij het meervoud schrijf je maar één klinker (a, e, o, u).
koor – koren
banaan – bananen
knoop – knopen
buur – buren
steen – stenen
Slide 27 - Tekstslide
meervoud (+en)
Als de laatste letter een -s of een -f is, dan krijg je soms in het meervoud een andere letter:
het huis - de huizen
de neef - de neven
tweetekenklanken (ui, ei, ij, oe, eu, au, ou en ie)
Na een tweetekenklank schrijf je geen dubbele medeklinker!