TK1 herhaling H4

 Herhaling H4 Tijd van Steden en Staten
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Herhaling H4 Tijd van Steden en Staten

Slide 1 - Tekstslide

H4 Tijd van Steden en Staten,
Wat schiet je te binnen?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Welke jaargetallen horen bij de Tijd van Steden en Staten?
Vul in als: ....-....

Slide 4 - Open vraag

Kruistochten

Slide 5 - Woordweb

Mensen gingen op kruistocht om in de hemel te kunnen komen
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 6 - Quizvraag

Waarom is Jeruzalem een belangrijke stad voor Christenen?
A
Jezus is er bekeerd
B
Jezus is er geboren
C
Jezus is er gekruisigd
D
Jezus is er begraven

Slide 7 - Quizvraag

Wat hebben de europeanen niet van de Arabieren overgenomen?
A
Kruisboog
B
Kompas
C
Kennis over geneeskunde
D
Arabische cijfers

Slide 8 - Quizvraag

D) Er zijn uitvindingen in de landbouw en er is meer landbouwgrond
A) Boeren die niet meer nodig zijn op het land gaan wonen in de buurt van markten
B)Voedsel wordt verruild op plekken waar veel mensen komen
C)Er komt meer voedsel en daarom ook bevolkingsgroei
E) Boeren hadden meer voedsel dan dat ze nodig hadden
1
2
3
4
5

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is geen gevolg van het gebruiken van geld in plaats van ruilen?
A
Handel gaat sneller
B
Producten worden goedkoper
C
Er kan over grote afstanden gehandeld worden
D
Producten krijgen een vaste prijs

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen middeleeuwse stad?
A
Venetië
B
Deventer
C
Almere
D
Venlo

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de Hanze?
A
Een groep mensen die met elkaar handel dreven in Europa
B
Een bedrijf die in Noord-Oost Europa producten inkocht
C
Boeren die hun producten samen lieten vervoeren per boot
D
Een samenwerking tussen handelssteden in Noord-West Europa

Slide 12 - Quizvraag

Leg uit waarom de Pest ook wel de zwarte dood heet

Slide 13 - Open vraag

Geef twee voordelen en twee nadelen van het wonen in een middeleeuwse stad

Slide 14 - Open vraag

Wat is een gilde?

Slide 15 - Open vraag

Op welke twee manieren zorgden gildeleden voor elkaar?
A
Ze zorgden ervoor dat gildeleden elkaar niet beconcurreerden
B
Ze betalen mee aan de bouw van kerken
C
Ze steunden elkaars familie bij overlijden of ziekte
D
Ze hoeven weinig belasting te betalen aan het stadsbestuur

Slide 16 - Quizvraag

Hoe heet de voorzitter van de rechtbank van een stad?
A
Majoor
B
Rechter
C
Schout
D
Beul

Slide 17 - Quizvraag

Welke twee zinnen horen bij het leven in een stad met stadsrechten?
A
Alle burgers waren vrij
B
Alleen rijke kooplieden en gildemeesters hadden iets te zeggen in het bestuur
C
De graaf of hertog was de baas
D
Arme mensen konden de stad besturen

Slide 18 - Quizvraag

Wie heeft de meeste macht? sleep de woorden naar de goede plek.
Bisschop
Paus
Priester

Slide 19 - Sleepvraag

Een vorst besluit niet meer rond te reizen om de adel te controleren maar hij gaat vanuit een centraal punt besturen.
Noem twee voordelen hiervan:

Slide 20 - Open vraag

Wanneer is iets een "staat"?

Slide 21 - Open vraag

Welke twee zinnen over gewesten in de 15e eeuw in Nederland en België zijn waar?
A
Gewoontes en gebruiken waren in alle gewesten hetzelfde
B
De spreektaal verschilde per gewest
C
De wetten en munten verschilden per gewest
D
gewesten werkten veel samen

Slide 22 - Quizvraag

Wie waren in de 15e eeuw de baas in de Nederlanden?
De graven/hertogen/koning van Het Heilig Roomse Rijk/ Aquitanië/ Bourgondië?

Slide 23 - Open vraag

Hoe ga je leren voor de toets?
Ik lees het boek
Ik lees de PowerPoints
Ik maak samenvattingen van het boek
Ik leer mijn aantekeningen
ik maak opdrachten uit het werkboek
Anders

Slide 24 - Poll

Leren voor de toets
- In stilte
- Bedenk welke onderdelen je moeilijk vond bij het maken van de vragen, kijk daar als eerst naar
- Nu is je kans voor extra uitleg!   ->   steek je vinger op

Slide 25 - Tekstslide

Afsluiting
Wat denk je dat je gaat halen voor de toets?
Degene die het goed raden winnen een prijs!
Maar: je mag niet lager dan een 6,0 raden

Succes iedereen!

Slide 26 - Tekstslide