1.1 Personal pronouns

Unit 1 England
Lesson 1
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Unit 1 England
Lesson 1

Slide 1 - Tekstslide

Today's plan:
  • Klascodes
  • Persoonlijke voornaamwoorden
  • Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Klascodes
Methode Engels: 006942
LessonUp: nkitj

Slide 3 - Tekstslide

Personal pronouns

Slide 4 - Tekstslide

Grammar: Personal pronouns

Slide 5 - Tekstslide

LET OP! HET ENGELSE WOORD 'I' SCHRIJF JE ALTIJD MET EEN HOOFDLETTER, OOK AL STAAT HET MIDDEN IN DE ZIN!
Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het ONDERWERP. Ze staan aan het begin van de zin.

Slide 6 - Tekstslide

Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het VOORWERP. 

Slide 7 - Tekstslide

personal pronoun.
Can you call _____? (hem)

A
her
B
him
C
me
D
he

Slide 8 - Quizvraag

personal pronoun:
... is cold outside.(het)
A
He
B
We
C
She
D
It

Slide 9 - Quizvraag

Personal pronouns

(Jullie) are young.
A
He
B
It
C
You
D
They

Slide 10 - Quizvraag

Personal pronouns

This is for _____ (hen).
A
you
B
him
C
me
D
them

Slide 11 - Quizvraag

Personal pronouns

(ik) am young.
A
I
B
You
C
He
D
They

Slide 12 - Quizvraag

Personal pronouns

This is for (mij).
A
you
B
him
C
me
D
them

Slide 13 - Quizvraag

A personal pronoun:
_______ is from Germany. (zij)
A
She
B
You
C
He
D
We

Slide 14 - Quizvraag

Possessive pronoun
met znw
zonder znw
Mijn
my
mine
jouw
your
yours
zijn
his
his
haar
her
hers
zijn/haar
its
-
onze
our
ours
jullie
your
yours
hun
their
theirs
Possessive pronoun

Slide 15 - Tekstslide

Possessive pronouns:
... (hun) house is over there.
A
their
B
theirs
C
they
D
them

Slide 16 - Quizvraag

Possessive pronouns

This is ... pen. (zijn)
A
he
B
him
C
his

Slide 17 - Quizvraag

possessive pronouns:
I met ________ mother (haar).
A
mine
B
theirs
C
ours
D
her

Slide 18 - Quizvraag

Possessive pronouns:
Is this cup ________?
A
your
B
yours
C
our
D
it

Slide 19 - Quizvraag