H01 Begroten voor iedereen

H01 Begroten voor iedereen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H01 Begroten voor iedereen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma vandaag 
  • Kort voorstellen 
  • Praktische zaken en planning periode 1
  • Wat is economie? 
  • Verschil economie en bedrijfseconomie 
  • Opdracht keuzes maken 
  • Nabespreken en afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie ben ik?
  • Peter Vos
  • Geboren in Hoornaar, opgegroeid in Tiel, gewoond in Amsterdam, nu 4 jaar in Utrecht 
  • HBO Makelaardij 
  • Master Business Studies aan de UvA 
  • Rabobank, Veenlanden College en HLZ 
  • Mentor 5 Havo en begeleider PWS  

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie ben jij?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Praktische zaken 
Elke les neem je mee
  • Lesbrief 
  • Schrift 
  • Rekenmachine
  • Pen 

Leerdoelen

Informatie 
  • Huiswerk in Magister
  • Extra informatie en mededelingen in Teams


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning periode 1
Hoofdstuk 1 : Begroten voor iedereen (eco/beco) 
Hoofdstuk 2: De verdeling van het inkomen (eco)
Hoofdstuk 3: Sparen en lenen (beco) 

Tussentoetsen na afronding hoofdstuk 1 en na afronding hoofdstuk 2
Eindtoets over hoofdstuk 1 t/m 3 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HV 1.1 Begroten voor iedereen 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waar economie over gaat en wat het verschil is tussen (algemene) economie en bedrijfseconomie  

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
2:00
Economie

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Economie van kunst tot wetenschap

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Focus op macro-economie; de economie van een heel land

  • Inkomsten en uitgaven van de overheid. 
  • Oorzaken van werkloosheid
  • Voorkomen van inflatie  

  • micro-economie, waarbij we kijken naar vraag en aanbod en hoe gezinnen en bedrijven economische keuzes maken.


Focus op micro-economie; wat gebeurt er binnen een organisatie of huishouden. 

  • Ondernemerschap
  • Hoe bereken ik de kostprijs, verkoopprijs en winst? 
  • Hoe voer ik de administratie? 
  • Marketing
  • Financiële zelfredzaamheid: sparen, lenen, beleggen,  trouwen, scheiden, erven. 
Economie
Bedrijfseconomie 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke keuzes maak jij?
  • Schrijf jouw keuzes op en vermeld hierbij een korte toelichting (8 min.) 
  • Lees de keuzes van je buur en laat een opvallende uitleggen (2 x  2 min.)
  1. Na het VWO studeren of meteen gaan werken? 
  2. In loondienst werken of een eigen bedrijf starten?
  3. Een huis kopen of een huis huren?
  4. Belasting betalen of belasting ontwijken?
  5. Sparen of beleggen?
  6. Zelf boodschappen doen of boodschappen laten bezorgen?
  7. Zelf schoonmaken of een schoonmaker inhuren?
timer
8:00
timer
2:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zakgeld en/ of bijbaan? 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees de tekst boven opdracht 1.1 
Beantwoord daarna de vragen van opdracht 1.1 

Eerder klaar? Ga verder met opdracht 1.2
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chartaal ... of giraal geld?
Chartaal geld zijn munten en biljetten
Giraal geld is geld op je bankrekening 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedragen omrekenen
Kwartaal
Jaar
Week
Maand
Dag

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1

Je krijgt € 6,- zakgeld per week. Hoeveel is dit per maand?







Stappen:
  1. Eerst reken je het weekbedrag om naar een jaarbedrag: € 6 x 52 = € 312.
  2. Dan reken je het jaarbedrag om naar het maandbedrag: € 312 : 12 = € 26.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 2

Je krijgt € 30,- zakgeld per maand. Hoeveel is dit per week?






Stappen:
  1. Eerst reken je het maandbedrag om naar een jaarbedrag: € 30 x 12 = € 360.
  2. Dan reken je het jaarbedrag om naar het weekbedrag: € 360 : 52 = € 6,92.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 3

Peter moet € 55,- wegenbelasting per kwartaal betalen. Hoeveel is dit per maand?






Stappen:
  1. In een kwartaal zitten 3 maanden dus € 55 : 3 = € 18,33 per maand.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak opdracht 1.2 en 1.3
Klassikaal bespreken na afronding

Eerder klaar? beantwoord de vragen van opdracht 1.4 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1.2 A
Zakgeld 
geen zakgeld
1
2
3
4
5
6
7

Slide 21 - Sleepvraag

"Toon bij leerling" UIT zetten 
H01 Begroten voor iedereen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
  • Kun je uitleggen wat een begroting is én wanneer deze sluitend is. 
  • Aan het einde van deze les kun je een budgetlijn tekenen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1.9 en 1.11 nakijken? 
Begroting 
Sluitende begroting 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen artikel "Studenten leasen steeds vaker" blz. 14  
Maak opdracht 1.14 

timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik vorige les
  • 3 soorten uitgaven 
  • verschil tussen sparen en reserveren
  • opgave 1.17 (huiswerk) vragen? 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

21 september 
  • Toets over hoofdstuk 1 - weging 1 x 
  • Prinsjesdag  

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten maken
1.18 t/m 1.24 (met uitzondering van 1.19) 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik vorige les
  • Prinsjesdag 
  • Ontvangsten overheid 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken bouwsteen 1.2 en 1.4

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouwsteen 1.2 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouwsteen 1.2 
  • B) Banksaldo eind september = 320 + 504,67 - 107,33 + 57,17 = € 774,51
  • C) Hij komt goed uit. Doel was
    € 650 eind september als reservering te hebben voor computer.  774,51 - 650 = € 124,51 vrij te besteden 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouwsteen 1.2 
  • D)
    jul: uit - 45, ontv. - 100 = 55 nadelig
    aug: uit + 60 =  60 nadelig
    sep: uit + 25 = 25 nadelig
    Totaal = 55 + 60 + 25 = 140 nadelig 
  • Banksaldo was 774,51 - 140 =
    € 634,51
  • E) Nu komt hij rekening houdend met reserve tekort. Saldo is kleiner dan € 650

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouwsteen 1.4

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouwsteen 1.4
  • Het bedrag dat Madelein zelf moet sparen = 775 – 310 (40% × 775) – 150 (spaargeld) = € 315.
  • Per week spaart ze € 15,08, zodoende moet ze 315/15,08 = 20,9 weken (21 weken) sparen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies