4 KBL Blok 2 Stappenplan zinsdelen benoemen

Op Niveau Hoofdstuk 2



Grammatica zinsdelen (blz. 62)

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Op Niveau Hoofdstuk 2



Grammatica zinsdelen (blz. 62)

Slide 1 - Tekstslide

Stappenplan zinsontleding
Een stappenplan gebruik je om tot een goed eindresultaat te komen.
Vandaag gaan we het ook hebben over een stappenplan.
Een stappenplan om zinnen te ontleden.
We beginnen met grammatica zinsdelen H2.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les kan je:
  •  met behulp van een stappenplan zinsdelen benoemen
  • je weet in welke volgorde een zin ontleed moet worden
  • hoe de verschillende delen heten.

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog?
  • Welke zinsdelen ken je nog?
  • Hoe vind je die zinsdelen dan?
  • Hoe verdeel je ook alweer een zin in zinsdelen?

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm (PV)

De persoonsvorm is een werkwoord in de zin.

Je vindt de PV door:

  • de zin vragend te maken; het eerste werkwoord is dan de PV
  • de zin in een andere tijd zetten; het woord dat veranderd is de PV
  • de hoeveelheid veranderen; het woord dat meeverandert is de PV

Slide 5 - Tekstslide

Onderwerp (Ond)

Het onderwerp geeft aan wie of wat iets doet in de zin.


Ond=wie/wat + PV + overige werkwoorden ?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Werkwoordelijk Gezegde (WWG)
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit ALLE werkwoorden in een zin.
Dus OOK de persoonsvorm!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Lijdend Voorwerp (LV)


LV=wie/wat + Ond + WWG ?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Meewerkend Voorwerp (MV)


MV= aan/voor wie + Ond + WWG + LV ?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Bijwoordelijke Bepaling (BwB)

Geeft antwoord op vragen als:

Waar? Waarheen? Waarover? Waarom? Waardoor? Wanneer?


Ook wel  'Het 'vuilnisbakje' van de zin'  genoemd!

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wat is nu dus het stappenplan om zinsdelen te benoemen?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Welke drie werkwoordsvormen zijn er?

Slide 19 - Open vraag

Welke werkwoordsvorm staat er altijd in een zin?
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 20 - Quizvraag

Heb je de dubbele voetbalplaatjes zelf gehouden?
gehouden = ...
A
heel werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 21 - Quizvraag

Karine mag zes lessen niet gymmen.
gymmen = ...
A
heel werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 22 - Quizvraag

Oefenen!
  • Schrijf de werkwoorden uit de volgende zinnen op.
  • Schrijf de juiste werkwoordsvorm erachter (hele werkwoord, persoonsvorm of voltooid deelwoord)

Slide 23 - Tekstslide

1. De kok van het restaurant heeft mij voor deze functie gevraagd.

Slide 24 - Open vraag

2. Jullie moeten Melissa dit geheim niet toevertrouwen

Slide 25 - Open vraag

3. Op het strand genoten de badgasten van het ondergaande zonnetje.

Slide 26 - Open vraag

4. Heeft Selma de versgeplukte aardbeien aan de buurvrouw gegeven?

Slide 27 - Open vraag

5. Een boer moet zijn koeien elke dag op tijd melken.

Slide 28 - Open vraag

6. Mijn vader schrok van de prijs van die laptop.

Slide 29 - Open vraag

Als je klaar bent...
Kijk je werk na:
  • (Bijna) alles goed? Ga verder met woo
  • (Te) veel fouten gemaakt? Vraag hulp aan de docent.

Slide 30 - Tekstslide

En nu.....
Benoem van de volgende zinnen:
  • het werkwoordelijk gezegde
  • het onderwerp
  • het lijdend voorwerp 
  • het meewerkend voorwerp
  • de bijwoordelijke bepaling
(als een zinsdeel niet in een zin voorkomt, zet je een -).

Slide 31 - Tekstslide

1. De kok van het restaurant heeft mij voor deze functie gevraagd.

Slide 32 - Open vraag

2. Jullie moeten Melissa dit geheim niet toevertrouwen

Slide 33 - Open vraag

3. Op het strand genoten de badgasten van het ondergaande zonnetje.

Slide 34 - Open vraag

4. Heeft Selma de versgeplukte aardbeien aan de buurvrouw gegeven?

Slide 35 - Open vraag

5. Een boer moet zijn koeien elke dag op tijd melken.

Slide 36 - Open vraag

6. Mijn vader schrok van de prijs van die laptop.

Slide 37 - Open vraag

Wat heb je nu geleerd?

Het stappenplan om zinnen te ontleden:

Eerst zoek je de persoonsvorm

Dan doe je de zinsdeelproef

Vervolgens zoek je het onderwerp

Daarna benoem je het werkwoordelijk gezegde

Hierna zoek je het lijdend voorwerp


Tot slot zoek je het meewerkend voorwerp

Wat overblijft noemen we bijwoordelijke bepalingen


Toch nog niet duidelijk? Bekijk het volgende instructiefilmpje of vraag je docent om uitleg.



Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video