Economische beroepspraktijk les 2

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les - (samenvatting op Teams)
  • Stakeholders - interne en externe
  • Ondernemingen en instellingen
  • Macro (DESTEP-factoren),
  • Meso 
  •  Micro

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
  • Organisatie-indelingen
  • Structuur en organisatie
  •  Mens en organisatie

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou het verschil kunnen zijn tussen profit en non-profit organisaties?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Profitorganisatie

Non-profitorganisatie
Als het maken en vergroten van winst een belangrijk onderdeel is van de doelstelling van een bedrijf
Als winst maken geen doelstelling is

Vervullen een belangrijke rol in de maatschappij
(goede doelen, sportclubs, verenigingen, religieuze organisaties)
Private sector

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komen non-profitorganisaties toch aan inkomsten om te blijven bestaan?

Slide 6 - Open vraag

Hoewel non-profitorganisaties geen winst maken, hebben ze wel inkomsten nodig om te kunnen bestaan. Non-profitorganisaties verkrijgen hun inkomsten door betalende leden, donateurs, entreegelden of subsidies. De inkomsten die non-profitorganisaties ontvangen, zijn ongeveer gelijk aan de gemaakte kosten.
Private sector

Profitorganisaties
Non-profitorganisaties

Alle organisaties die geen deel uitmaken van de overheid
Publieke sector

Alle overheidsinstellingen

Denk aan: gemeenten, ministeries, waterschappen, openbare bibliotheken

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De politie is een
A
Protfitorganisatie
B
Non-profitorganisatie
C
Overheidsinstelling

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een moskee is een
A
Protfitorganisatie
B
Non-profitorganisatie
C
Overheidsinstelling

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een autofabrikant is een:
A
Protfitorganisatie
B
Non-profitorganisatie
C
Overheidsinstelling

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sectorindeling
Bedrijven kun je verdelen op basis van het type werk dat ze doen

Primaire sector
grondstoffen en produceren van voedsel
Secundaire sector
de industrie --> verwerking van producten uit primaire sector
Tertiaire sector
dienstverlenende sector 
Quartaire sector
overheidsinstellingen

Slide 11 - Tekstslide

De primaire sector is dat deel van de economie dat zich bezighoudt met het opgraven van grondstoffen en het produceren van voedsel. Bijvoorbeeld een akkerbouwer die groenten teelt of een melkveehouder. Maar ook een bedrijf dat zich bezighoudt met oppompen van ruwe aardolie behoort tot de primaire sector.

In de secundaire sector worden producten uit de primaire sector verder verwerkt. Deze sector noem je de industrie. Zo verwerkt een melkfabriek de onbewerkte melk tot zuivelproducten. Een ander voorbeeld uit de secundaire sector is een autofabrikant. In deze tak van de industrie worden de grondstoffen ijzererts en ruwe aardolie gebruikt bij de fabricage van auto’s.

De tertiaire sector noem je de dienstverlenende sector. Een supermarkt verkoopt goederen uit de secundaire sector. De winkel produceert geen goederen, maar voegt een ‘dienst’ toe aan het product door ervoor te zorgen dat de consument het voedsel gemakkelijk kan kopen. In de tertiaire sector zitten ook bedrijven die geen producten leveren. Zij leveren alleen diensten. Een uitzendbureau dat bedrijven die medewerkers zoeken en werkzoekenden bij elkaar brengt, levert alleen een dienst.

Voor bedrijven uit de primaire, secundaire en tertiaire sector geldt dat ze streven naar winst. De quartaire sector wijkt hierin af. Tot deze sector behoren overheidsinstellingen. Er zijn twee soorten overheidsinstellingen:
Collectieve instellingen. Deze instellingen worden volledig betaald door de overheid. Voorbeelden zijn de politie, brandweer, leger en het onderwijs.
Semi-collectieve instellingen. Deze instellingen worden voor een deel betaald door de overheid én voor een deel door de mensen die gebruikmaken van deze instellingen. Voorbeeld zijn het openbaar vervoer en ziekenhuizen.
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Primaire sector
Opgraven van grondstoffen
Produceren van voedsel (akkerbouwer die groenten teelt of een melkveehouder)
Oppompen van ruwe aardolie

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Secundaire sector
De industrie

Producten worden verwerkt, bijvoorbeeld:
- melkfabriek die onbewerkte melk tot zuivelproducten verwerkt
- autofabrikant die ijzererts en ruwe aardolie gebruikt bij het maken van auto's

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tertiaire sector
De dienstverlenende sector

Supermarkten (verkopen goederen uit de secundaire sector)
Uitzendbureaus (leveren diensten)
Horeca/toerisme
Winkels
Banken etc.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quartaire sector
Overheidsinstellingen (streven niet naar winst), twee soorten:
  1. Collectieve instellingen: volledig betaald door de overheid: politie, brandweer, leger, onderwijs

  2. Semi-collectieve instellingen: voor een deel betaald door overheid: ziekenhuizen, openbaar vervoer
Bedrijven uit de primaire, secundaire en tertiaire sector streven naar winst

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke sector hoort een advocatenkantoor?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke sector hoort een bibliotheek?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke sector hoort de bouw?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsvormen
Iedere organisatie heeft een rechtsvorm nodig. De rechtsvorm bepaalt wie de eigenaar van een bedrijf is en wie er aansprakelijk is als er schulden zijn.


Welke rechtsvormen zijn er voor bedrijven? 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsvormen
De eenmanszaak
Privé- en bedrijfsbezittingen zijn één geheel
Vennootschap onder firma (vof)
Samen eigenaar van de onderneming, privé aansprakelijk voor schulden
Besloten vennootschap (bv)
zelfstandige rechtspersoon, bij schulden niet privé aansprakelijk
Naamloze vennootschap (nv)
Kapitaal is verdeeld in aandelen, iedereen kan deze kopen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nog meer rechtsvormen
Maatschap
Vooral gekozen door artsen, tandartsen, therapeuten etc. 
Je blijft zelfstandig, maar profiteert van voordelen van samenwerken, bijvoorbeeld met een gezamenlijke praktijkruimte
Coöperatie
Een rechtsvorm waarin zelfstandig ondernemers op een deelgebied samenwerken. Een coöperatie heeft leden.
Vereninging
Maken van winst geen doelstelling. Vereniging is er om samen te werken met anderen en heeft leden
Stichting
Lijkt op een vereniging, alleen dan zonder leden die invloed kunnen uitoefenen. Stichting wordt opgericht om een bepaald doel te realiseren, met donateurs. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Privé- en bedrijfsbezittingen zijn één geheel
Opgericht om een bepaald doel te realiseren
Zelfstandige ondernemers werken op een deelgebied samen
Kapitaal is verdeeld in verhandelbare aandelen
Stichting
Coöperatie
Naamloze vennootschap
Eenmanszaak

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijfsprocessen
In elke organisatie werken mensen samen. Dit gebeurt voor een groot deel via vaste bedrijfsprocessen. Bedrijfsprocessen zijn activiteiten van mensen die op elkaar aansluiten en zich ook telkens herhalen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 typen bedrijfsprocessen
1. Primaire processen

alle noodzakelijke activiteiten om een product te kunnen produceren of een dienst te leveren

inkopen, produceren, verkopen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 typen bedrijfsprocessen
2. Secundaire processen

Activiteiten die het primaire proces ondersteunen

personeelszaken, financiële administratie etc.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 typen bedrijfsprocessen
3. Bestuurlijke processen

Activiteiten die richting geven aan het primaire en secundaire proces. Strategische processen voor korte en lange termijn + invulling visie en missie.

bijvoorbeeld de manier waarop er wordt ingespeeld op de behoefte van klanten

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De loonadministratie behoort tot het ...............
proces van een organisatie.
A
Primaire
B
Secundaire
C
Bestuurlijke

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het vaststellen van de omzetdoelstellingen behoort tot het ....... proces van een organisatie
A
Primaire
B
Secundaire
C
Bestuurlijke

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt een businessmodel volgens jou in? Wat voor idee heb je er bij?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Businessmodel
- beschrijft kort en krachtig hoe een organisatie waarde creëert, levert en behoudt.
- waarde creëer je doordat klanten producten of diensten willen afnemen

>>> zie uitgedeeld papier over het Business Model Canvas, jullie gaan hier straks zelf mee aan de slag!

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk begrip in het uitgedeelde blokkenschema hoort deze uitleg?
Een groep klanten die een bedrijf wil bereiken - elke groep heeft unieke kenmerken die op een eigen manier benaderd willen worden, zoals:

Een fabrikant van voedingsmiddelen heeft welgestelde (rijke) klanten en gemiddelde klanten. De rijke klanten zijn opzoek naar persoonlijke aandacht en nazorg en de gemiddelde klant wil misschien juist een snelle levertijd.

A
Kernmiddelen
B
Klantsegmenten
C
Kanalen
D
Kostenstructuur

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk begrip in het uitgedeelde blokkenschema hoort deze uitleg?

Hier gaat het erom dat je een klant producten of diensten aanbiedt die bij hem passen - een bedrijf kan verschillende klantgroepen hebben met elk hun eigen voorkeur.
A
Inkomstenbronnen
B
Kostenstructuur
C
Kernpartners
D
Waardepropositie

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk begrip in het uitgedeelde blokkenschema hoort deze uitleg?

Hier gaat het over de manier waarop producten of diensten worden geleverd aan klanten. Consumenten kopen bijvoorbeeld in de winkel, bedrijven maken gebruik van een groothandel en er kunnen bij veel bedrijven online bestellingen worden geplaatst.
A
Inkomstenbronnen
B
Klantrelaties
C
Kanalen
D
Waardepropositie

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk begrip in het uitgedeelde blokkenschema hoort deze uitleg?

Hier staan alle inkomsten vermeld die afkomstig zijn van alle klantsegmenten. Inkomsten kunnen op verschillende manieren worden verkregen, bijvoorbeeld door de verkoop van producten of het hebben van abonnees
A
Kanalen
B
Inkomstenbronnen
C
Kernpartners
D
Kostenstructuur

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk begrip in het uitgedeelde blokkenschema hoort deze uitleg?

Als bedrijf kan je op verschillende manieren de relatie met je klant onderhouden. Bij sommige bedrijven werkt een accountmanager, die namens het bedrijf contact houdt met de afnemers. Bij andere bedrijven komt er geen tussenpersoon aan te pas, denk bijvoorbeeld aan het boeken van een vliegreis.
A
Klantrelaties
B
Inkomstenbronnen
C
Kernpartners
D
Klantrelaties

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk begrip in het uitgedeelde blokkenschema hoort deze uitleg?

Hier staan de middelen beschreven die nodig zijn om te zorgen dat het businessmodel werkt. Arbeid, natuurlijke bronnen en kapitaal.
A
Kernmiddelen
B
Inkomstenbronnen
C
Kernpartners
D
Klantrelaties

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk begrip in het uitgedeelde blokkenschema hoort deze uitleg?

De dingen die het bedrijf doet om te zorgen dat het businessmodel werkt. Deze dingen zijn bijvoorbeeld nodig om klanten te bereiken en inkomsten te genereren

De belangrijkste activiteiten van een bedrijf!
A
Kernmiddelen
B
Kernactiviteiten
C
Kernpartners
D
Klantrelaties

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk begrip in het uitgedeelde blokkenschema hoort deze uitleg?

Het netwerk van leveranciers en adviseurs met wie een organisatie samenwerkt. Zonder deze leveranciers en adviseurs zou het bedrijf niet kunnen bestaan, denk bijvoorbeeld aan een leverancier van onderdelen bij een wasmachinebedrijf of de gemeente bij een architectenbureau.
A
Waardepropositie
B
Kernactiviteiten
C
Kanalen
D
Kernpartners

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk begrip in het uitgedeelde blokkenschema hoort deze uitleg?

Dit staat tegenover de inkomstenbronnen. Hierin staat vermeld wat de kosten zijn die gemaakt moeten worden om het businessmodel te laten werken.
Denk bijvoorbeeld aan loonkosten, kosten voor materiaal en kosten voor een pand
A
Waardepropositie
B
Kernactiviteiten
C
Kostenstructuur
D
Kernpartners

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
  • Kies een bedrijf dat past bij je studie / je interesses
  • Neem het Business Model Canvas over 
  • Vul de blokken van het canvas in, door kort en krachtig te antwoorden op de uitgedeelde vragen
  • Presenteer jullie businessplan aan de klas!

Werk in tweetallen

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag behandeld
  • Profit- en non-profitorganisaties en overheidsinstellingen
  • Sectorindeling: primaire sector, secundaire sector, tertiaire sector, quartaire sector
  • Rechtsvormen: eenmanszaak, vof, bv, nv, maatschap, coöperatie, vereniging, stichting
  • Bedrijfsprocessen: primaire processen, secundaire processen, bestuurlijke processen
  • Businessmodel en Business Model Canvas



    De samenvatting van deze les komt weer in Teams, evenals deze link

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week
Afronding hoofdstuk 1 (management & organisatie)
Lees hiervoor bladzijde 24 t/m 29 (uitgedeeld in de les) en noteer vragen bij datgene wat je niet snapt

Start hoofdstuk 3 (sales)
geen voorbereiding nodig

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies