Aardrijkskunde les groep 3: Vervoer

Ik ga op reis. Maar hoe?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeBasisschoolGroep 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Ik ga op reis. Maar hoe?

Slide 1 - Tekstslide

Tom gaat op bezoek bij Oma
Tom gaat naar zijn oma toe. Oma woont aan de andere kant van het land. Gelukkig kent hij de route. Tom moet dus met verschillende vervoersmiddelen gaan. Hij neemt de bus naar het treinstation. Tom loopt naar de bushalte en stapt in zijn bus. Hij betaalt met zijn OV-chipkaart. Betalen moet bij openbaar vervoer. Als de bus aankomt op het station loopt Tom naar het perron. Daar komt de juiste trein al aan! Tom stapt in de trein en de conducteur controleert zijn OV-chipkaart en fluit wanneer de trein vertrekt. Na een half uur in de trein stapt Tom uit in de stad waar oma woont. Voor het laatste stuk neemt Tom de tram. Hij loopt naar de halte en hoort de tram al over de rails aankomen. Na 10 minuten stapt Tom uit, hij is bij Oma aangekomen.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel van deze les
Ik kan verschillende vervoersmiddelen bedenken en ik kan vertellen waar dit vervoer rijdt.
Ook kan ik het verschil opnoemen tussen eigen vervoer en openbaar vervoer.

Slide 3 - Tekstslide

Welke vervoersmiddelen ken je al?

Slide 4 - Tekstslide

Hoe ga jij naar school?
Met de fiets
Met de benenwagen
Met de bus
Met de auto
Anders

Slide 5 - Poll

Ra Ra met welk vervoer ben ik op reis gegaan=
Ra Ra met welk vervoer ben ik op reis gegaan?
Ik ging naar het station. Ik wachtte op het perron. De conducteur fluit op zijn fluitje. We reden op de rails.

Slide 6 - Tekstslide

Ra Ra met welk vervoer ben ik op reis gegaan?

A
Bus
B
Fiets
C
Trein
D
Benenwagen

Slide 7 - Quizvraag

Ra Ra met welk vervoer ben ik op reis gegaan?
Ik stond te wachten bij de halte. De deur ging open en ik liet mijn kaart aan de chauffeur zien. Bij iedere halte stopten we even. Het rijdt op de weg.

Slide 8 - Tekstslide

Ra Ra met wel vervoer ben ik op reis gegaan?

A
Bus
B
Fiets
C
Trein
D
Benenwagen

Slide 9 - Quizvraag

Openbaar vervoer
- Je reist niet met je eigen vervoersmiddel.
- Je moet extra betalen 
- Dit vervoer rijdt met vaste tijden. Behalve de taxi.
- Dit vervoer rijdt met vaste routes
Eigen vervoer
- Je reist met je eigen vervoersmiddel.
- Je hoeft niet extra te betalen
- Je kan zelf kiezen wanneer je weggaat. 
- Je kan je eigen route kiezen.

Slide 10 - Tekstslide

Openbaar vervoer of eigen vervoer?
A
Eigen vervoer
B
Openbaar vervoer

Slide 11 - Quizvraag

Openbaar vervoer of eigen vervoer?
A
Eigen vervoer
B
Openbaar vervoer

Slide 12 - Quizvraag

Openbaar vervoer of eigen vervoer?
A
Eigen vervoer
B
Openbaar vervoer

Slide 13 - Quizvraag

Openbaar vervoer of eigen vervoer?
A
Eigen vervoer
B
Openbaar vervoer

Slide 14 - Quizvraag

Openbaar vervoer of eigen vervoer?
A
Eigen vervoer
B
Openbaar vervoer

Slide 15 - Quizvraag

Openbaar vervoer of eigen vervoer?
A
Eigen vervoer
B
Openbaar vervoer

Slide 16 - Quizvraag

Openbaar vervoer of eigen vervoer?
A
Eigen vervoer
B
Openbaar vervoer

Slide 17 - Quizvraag

Zelf werken
Stap 1: Zet je blokje op tafel op rood.
Stap 2: Maak het werkblad
Stap 2: Teken op de achterkant van het werkblad je eigen fantasievoertuig.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide