PICO

PICO 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

PICO 

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les weet jij:
wat de PICO-methode is en waar deze voor wordt gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Literatuur Learnbeat
Wat is Evidence Based Practice?
       Introductie;
       Het belang van EBP;
       Wat is EBP?

 De stappen van EBP.
        Een onderzoekende houding;
        EBP in 5 stappen.

Slide 3 - Tekstslide

Deelopdracht Evidence Based Practice
Tijd
Onderdeel
Inhoud
9.30 - 10.30 uur
Wat is EBP?
- kennismaking met EBP
- 3 pijlers
- 5 stappen
10.45 - 11.45 uur
PICO 
- uitleg PICO
- samen een vraag opstellen
- klassikaal bespreken
11.45 - 12.45 uur
Casus toepassen
- groepsopdracht
- pijlers en stappen herkennen
- jouw rol bespreken

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de PICO?
A
Een manier van onderzoek doen
B
Manier om onderzoeksvraag op te stellen
C
Een interventie
D
Een redeneerhulp

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

 De PICO-regel – Een hulpmiddel om een goede EBP-vraag te stellen
PICO
Wat betekent het?
Stel jezelf deze vraag:
P - Patiënt/Probleem
(Patient)
Wie is de patiënt? Wat is het probleem?
Over wie gaat het? Wat is er aan de hand?
I - Interventie
(Intervention)
Wat wil je doen of proberen?
Welke zorg, behandeling of aanpak wil je inzetten?
C - Co-interventie/vergelijking
(Comparison) 
Wat doen we nu of wat is een andere manier?
Wat gebeurt er als je deze aanpak niet doet, of op een andere manier?
O - Uitkomst 
(Outcome)
Wat wil je bereiken of veranderen?
Wat hoop je dat er beter wordt? Denk aan: minder klachten, meer zelfstandigheid, rust, etc.

Slide 8 - Tekstslide

Casus 1
Inge werkt op de afdeling geriatrische trauma in eht ziekenhuis. Op deze afdeling liggen patienten van 70 jaar en ouder. Inge vraagt zich af of patienten met een heupfractuur die daarvoor geopereerd worden minder frequent een trombosebeen ontwikkelen als zij de eerste dag na de operatie mobiliseren.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is bij casus 1 de P?
A
Patiënten 70 + met een heup# die geopereerd worden
B
De eerste dag na de operatie mobiliseren.
C
Minder frequent een trombosebeen
D
Inge

Slide 10 - Quizvraag

De i is in dit geval?
A
De eerste dag na de operatie mobiliseren
B
Minder frequent een trombosebeen
C
De heupfractuur

Slide 11 - Quizvraag

De C is?
A
Minder frequent een trombosebeen
B
Niet de eerste dag na de operatie mobiliseren

Slide 12 - Quizvraag

De PICO is dus als volgt:
P -Patiënt/Probleem
Patiënten ≥70 jaar met een heupfractuur na operatie
I -  Interventie
Mobiliseren op de eerste dag na de operatie
C – Vergelijking
Niet mobiliseren op de eerste dag / later mobiliseren
O – Outcome (uitkomst)
Minder vaak een trombosebeen ontwikkelen

Slide 13 - Tekstslide

Casus 2
Samir loopt stage in het verpleeghuis. Er wonen veel ouderen met dementie. Je ziet dat ze moeite hebben met het regelmatig tandenpoetsen en krijgen heirdoor een slecht gebit. Je wilt weten of het effectiever zou zijn als de verpleegkundigen de patiënten helpen bij het tandenpoetsen dan wanneer de patiënten dit zelf doen.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is in casus 2 de P?
A
Zorgverleners in het verpleeghuis
B
Mondzorg
C
Ouderen met dementie
D
Slecht gebit

Slide 15 - Quizvraag

Casus 3
Angela is leerling verpleegkundige op de afdeling traumatologie in het ziekenhuis. Hier liggen met regelmaat volwassen patiënten met acute pijn door een trauma. Angela vraagt zich af of een gift snelwerkende opioïde tablet sneller is ingewerkt dan een gift morfine subcutaan.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is in casus 3 de I?
A
Volwassenen met acute pijn door trauma
B
Een gift snelwerkende opioïde
C
Snel pijnstillend
D
Trauma

Slide 17 - Quizvraag

Door dit schema in te vullen, kun je je praktijkvraag omzetten naar een duidelijke en onderzoekbare EBP-vraag.
P - Patiënt/Probleem
(Patient)
Over wie gaat je vraag? Wat is hun situatie of probleem? Beschrijf de doelgroep.
Thuiswonende ouderen met dementie die thuiszorg ontvangen.
I - Interventie
(Intervention)
Wat wil je doen of onderzoeken? Welke zorg, behandeling of aanpak?
2 keer per dag tandenpoetsen.
C - Co-interventie/vergelijking
(Comparison)
Wat gebeurt er nu, of wat zou je ermee willen vergelijken? (bijv. een andere behandeling of niets doen)
1 keer per dag tandenpoetsen + mondspoelen.
O - Uitkomst
(Outcome)
Wat wil je bereiken of veranderen? Wat is het effect dat je hoopt te zien?
Gezond roze mondslijmvlies en goede adem.

Slide 18 - Tekstslide

De onderzoeksvraag die uit het bovenstaande voorbeeld naar voren komt is:
'Leidt twee keer daags poetsen bij thuiswonende ouderen met dementie die thuiszorg ontvangen tot een betere gezondheid van de mond ten opzichte van één keer daags poetsen en mondspoelen?'

Slide 19 - Tekstslide

🟦 Wat is een goede onderzoeksvraag?
  • Het is een open vraag → dus niet te beantwoorden met alleen ‘ja’ of ‘nee’.

  • De vraag gaat over een probleem, verschil van mening of iets wat beter     kan.

  • Je kunt er een mening of standpunt over innemen en verder op doorgaa

Slide 20 - Tekstslide

 Opdracht: Werk een casus uit met PICO, de 3 pijlers en 5 stappen van EBP
PICO                                  - Wie is de cliënt of groep (P)?
                                                - Wat wil je onderzoeken/toepassen (I)?
                                                - Waarmee vergelijk je dat (C)?
                                                - Wat wil je bereiken of verbeteren (O)?
3 pijlers                           - Welk wetenschappelijk bewijs zou je erbij kunnen zoeken?
                                               - Welke ervaring van de professional is belangrijk?
                                                - Wat zou de cliënt zelf willen of vinden?
5 stappen EBP
Benoem kort hoe je de stappen zou doorlopen:
                          1. Vraag opstellen (heb je net gedaan!)
                          2. Informatie zoeken (waar zou je zoeken?)
                          3. Kritisch beoordelen (waar let je op?)
                          4. Toepassen in de praktijk (hoe zou je dat doen?)
                          5. Evalueren (hoe weet je of het werkt?)

Slide 21 - Tekstslide

Casus 1 – Onrust bij dementie

Je werkt in een verpleeghuis op een afdeling met ouderen met dementie. Een bewoner is vaak onrustig aan het einde van de middag. Je collega zet de televisie aan om hem af te leiden. Jij vraagt je af of muziektherapie beter zou kunnen werken om de onrust te verminderen.

Slide 22 - Tekstslide

Casus 2 – Valpreventie bij ouderen

In een woonzorgcentrum zijn er de laatste weken meerdere valincidenten geweest bij bewoners boven de 80 jaar. De standaardaanpak is het adviseren van stevige schoenen en het opruimen van obstakels. Je vraagt je af of het aanbieden van balanstraining door een fysiotherapeut effectiever zou zijn om valpartijen te voorkomen.

Slide 23 - Tekstslide

Casus 3 – Zelfmanagement bij diabetes

Een cliënt met diabetes type 2 wil liever geen insuline spuiten. Hij wil onderzoeken of aanpassingen in leefstijl (voeding en beweging) zijn bloedsuiker voldoende kunnen verlagen. Je vraagt je af wat de beste aanpak is om hem hierin te ondersteunen en wat het effect is van leefstijlcoaching.

Slide 24 - Tekstslide

Casus 4 – Omgaan met agressie in de jeugdzorg


In de jeugdzorg werk je met jongeren met gedragsproblemen. Bij escalaties wordt nu vaak direct een time-out toegepast. Je vraagt je af of een meer preventieve aanpak, zoals het inzetten van positieve gedragsondersteuning, kan zorgen voor minder escalaties.

Slide 25 - Tekstslide

Wat zijn de drie pijlers van Evidence-Based Practice (EBP)?
A
Wetenschappelijk bewijs, klinische richtlijnen en teamoverleg
B
Onderzoek, ervaring van artsen en protocollen
C
Best beschikbare bewijs, professionele ervaring en waarden van de zorgvrager
D
Behandelplan, medische kennis en patiëntendossier

Slide 26 - Quizvraag

Waarom is EBP belangrijk voor verpleegkundigen?
A
Omdat het helpt om zorg te onderbouwen en beter af te stemmen op de cliënt
B
Omdat je dan altijd de richtlijn volgt, zonder discussie
C
Omdat je sneller klaar bent met je werk
D
Omdat je dan geen fouten meer maakt

Slide 27 - Quizvraag

Wat doe je in stap 1 van EBP?
A
Je schrijft een verslag over een zorgsituatie
B
Je bedenkt een beantwoordbare vraag op basis van een praktijksituatie
C
Je maakt een afspraak met een EBP-specialist
D
Je vergelijkt verschillende onderzoeken

Slide 28 - Quizvraag

Wat hoort bij een onderzoekende houding?
A
Je volgt altijd het protocol, ook als je twijfelt
B
Je vraagt je af waarom dingen gedaan worden zoals ze worden gedaan
C
Je vertrouwt alleen op wat je geleerd hebt op school
D
Je kopieert wat collega’s doen, dat is het veiligst

Slide 29 - Quizvraag

Waar staat de ‘I’ in PICO voor?
A
Interpretatie – hoe je het probleem ziet
B
Implementatie – hoe je iets uitvoert
C
Interventie – de aanpak of behandeling die je onderzoekt
D
Informatie – wat je uit het dossier haalt

Slide 30 - Quizvraag







                                                Zijn alle doelen behaald?

Slide 31 - Tekstslide