H11 6wisA les 6

• Wiskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

H11 Het toetsen van hypothesen

Les 6

Vandaag

gemaakt: mk opg 22,23,25,26

bespreken opg 25,26

theorie 11.2C en 11.3A

voorbeelden

mk opg 27,28,30,31

11.2B Discrete en continue toevalsvariabelen

11.2B Discrete en continue toevalsvariabelen

.

voorbeelden van een continue variabele: tijd en gewicht

11.2B Discrete en continue toevalsvariabelen

.

voorbeelden van een continue variabele: tijd en gewicht

voorbeelden van een discrete variabele: aantal keer dat je 6 gooit

11.2B Discrete en continue toevalsvariabelen

gevolgen:

11.2B continuïteitscorrectie

Opgave 25

Opgave 26

11.2C van discreet naar continue

11.2C van discreet naar continue

11.3A beslissingsvoorschrift

De vraag: ga ik een vulmachine wel of niet bijstellen?

11.3A beslissingsvoorschrift

De vraag: ga ik een vulmachine wel of niet bijstellen?

Voorbeeld blz. 182. Elke fles zou 400 ml. moeten bevatten. Maar is dat wel zo? En wanneer besluit je om de vulmachine anders in te stellen?

11.3A beslissingsvoorschrift

De vraag: ga ik een vulmachine wel of niet bijstellen?

Voorbeeld blz. 182. Elke fles zou 400 ml. moeten bevatten. Maar is dat wel zo? En wanneer besluit je om de vulmachine anders in te stellen?

Waarom moet je een vulmachine anders instellen?

voorbeeld blz. 182

De vulmachine is zo ingesteld: de inhoud is X ml, deze is normaal verdeeld met          = 400 en           = 4.  

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 182

De vulmachine is zo ingesteld: de inhoud is X ml, deze is normaal verdeeld met          = 400 en           = 4.  

Na verloop van tijd twijfelt men of dit nog wel klopt? Is het gemiddelde nog wel 400 ml?

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 182

De vulmachine is zo ingesteld: de inhoud is X ml, deze is normaal verdeeld met          = 400 en           = 4.  

Na verloop van tijd twijfelt men of dit nog wel klopt? Is het gemiddelde nog wel 400 ml?

Wat kun je doen?

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 182

De vulmachine is zo ingesteld: de inhoud is X ml, deze is normaal verdeeld met          = 400 en           = 4.  

Na verloop van tijd twijfelt men of dit nog wel klopt? Is het gemiddelde nog wel 400 ml?

Wat kun je doen?

Wanneer ga je de machine bijstellen?

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 182

Je neemt een steekproef van 25 flessen, n = 25          

        = 400 en        =  4

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 182

Je neemt een steekproef van 25 flessen, n = 25          

        = 400 en        =  4

Het steekproefgemiddelde is normaal verdeeld met

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 182

Je neemt een steekproef van 25 flessen, n = 25          

        = 400 en        =  4

Het steekproefgemiddelde is normaal verdeeld met

Nu blijkt het steekproefgemiddelde 401 ml te zijn? Wat beslis je?

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 182

.

Nu is het steekproefgemiddelde 399? Wat doe je?

voorbeeld blz. 182

.

Nu is het steekproefgemiddelde 399? Wat doe je?

Nu is het steekproefgemiddelde 405? Wat je doe?

voorbeeld blz. 182

.

Nu is het steekproefgemiddelde 399? Wat doe je?

Nu is het steekproefgemiddelde 405? Wat je doe?

Beslissingsvoorschift: Als het gemiddelde boven de 402 of onder de 398 ligt, dan stel ik de machine bij.

voorbeeld blz. 182

.

Nu is het steekproefgemiddelde 399? Wat doe je?

Nu is het steekproefgemiddelde 405? Wat je doe?

Beslissingsvoorschift: Als het gemiddelde boven de 402 of onder de 398 ligt, dan stel ik de machine bij. Wat is het risico?

voorbeeld blz. 182

.

Er bestaat een kans dat je

de verkeerde beslissing neemt.

voorbeeld blz. 182

.

Er bestaat een kans dat je

de verkeerde beslissing neemt.

Wat is hier rechts het risico op

een foute beslissing?

opgave 30

Huiswerk

mk opg 22,23,25,26 en opg 27,28,30,31

weektaak wk 38:

mk opg 22,23,25,26 en

opg 27,28,30,31