4H - Herhaling 4.1

Scheikunde
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Scheikunde

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhaling (quiz)

  • Uitleg 4.2

  • Les afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling
Wat moet je nu kennen/kunnen:
- Je moet weten wat een zout is en waaruit zouten uit opgebouwd zijn
- Je moet weten de eigenschappen zouten zijn
- Je moet weten waar het romeinse cijfer voor staat in de naam van een zout
- Je moet weten wat triviale/rationele namen zijn en deze kunnen opzoeken met behulp van SD.
- Je moet verhoudingsformules van zouten kunnen opstellen met enkelvoudige en samengestelde ionen (waarbij soms gebruik van haakjes gemaakt moet worden)


Slide 3 - Tekstslide

Herhaling
Wat moet je kennen/kunnen aan einde van de les:
- Je moet (met behulp van SD) kunnen bepalen of een zout oplosbaar is in water
- Je moet oplosvergelijkingen kunnen opstellen van zouten, wanneer deze oplossen in water


Slide 4 - Tekstslide

Herhaling - Quiz
  • Pak je science data erbij
  • Pak je schrift / leeg blaadje erbij

  • Probeer de vragen voor jezelf te beantwoorden!!
  • Op basis van quiz vervolg van de les...

  • Pak je mobiel erbij

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een zout?
A
Een verbinding van een metaal en een niet-metaal
B
een verbinding van twee metalen
C
een verbinding van twee niet-metalen

Slide 6 - Quizvraag

Uit welke type deeltjes bestaat een zout?
A
moleculen
B
atomen
C
positieve ionen en negatieve ionen
D
elementen

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn ionen?
A
Elementen met gelijk aantal protonen en elektronen
B
Vrije elektronen
C
Positieve of negatieve geladen deeltje/element
D
Een verbinding met een niet metaal

Slide 8 - Quizvraag

Metaal ionen zijn meestal...
A
Positief geladen
B
Negatief geladen
C
Neutraal

Slide 9 - Quizvraag

Gebruik je science data:
Wat is de rationele naam van ongebluste kalk?
A
kaliumcarbonaat
B
calciumcarbonaat
C
calciumoxide
D
kaliumoxide

Slide 10 - Quizvraag

Geef de lading van het positieve ion in 'Soda'
(Tip: gebruik je science data)
A
1+
B
2+
C
3+
D
Soda bestaat niet uit ionen

Slide 11 - Quizvraag

Welke ionen komen voor in dit zout?
(NH4)2Fe(SO4)2
A
Ammonium-, ijzer- en sulfide-ionen
B
Ammonia-, ijzer- en sulfide-ionen
C
Ammonium-, ijzer- en sulfaat-ionen
D
Ammonia-, ijzer- en sulfaat-ionen

Slide 12 - Quizvraag

IJzer(II)oxide is opgebouwd uit:
A
Fe3+ion+O2ion
B
Fe2+ion+O2ion
C
Fe2+ion+(O2)
D
Fe3+ion+O2

Slide 13 - Quizvraag

Koperoxide bestaat uit een koperionen en een oxide-ionen. Wat is de correct verhoudingsformule van koperoxide?
A
CuO
B
Cu2O
C
CuO2
D
(Cu)O

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van natriumsulfaat?
A
Na2S
B
NaS2
C
Na2SO4
D
Na(SO4)

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van Magnesiumfosfaat?
A
MgPO4
B
Mg3PO4
C
Mg2(PO4)3
D
Mg3(PO4)2

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de zoutformule voor bariumfosfaat
A
BaSO4
B
Ba(PO4)2
C
3Ba2PO4
D
Ba3(PO4)2

Slide 17 - Quizvraag

Herhalen
Zouten:
  • Combinatie van metaal- en niet-metaal.
  • Wordt gevormd doordat metaalatoom elektron(en) weggeeft aan niet-metaalatoom.
  • Hierdoor worden geladen deeltjes gevormd: ionen.




  • Zout bestaat uit metaalion + nietmetaalion

Slide 18 - Tekstslide

Herhalen
Enkelvoudige en samengestelde ionen

Zorg dat je de namen van de meeste ionen kent
-> Dat scheelt een hoop tijd...

Slide 19 - Tekstslide

Herhalen
Verhoudingsformule:
  1. Schrijf de naam van het zout op
  2. Noteer de ionsoorten (met lading) achter elkaar
  3. Maak de + en - lading gelijk / Bepaal de verhouding 
  4. Noteer de verhoudingsformule (lading weg, haakjes indien nodig)

Slide 20 - Tekstslide

Herhalen
Zout oplossen in water 
dan valt het uiteen 
in ionen:

Slide 21 - Tekstslide

Stoffen
Herhalen
Een zout dat oplost splitst zich in de losse ionen

NaCl (s) ->                                               

Ca(NO3)2 (s) ->                                                      

Slide 22 - Tekstslide

Stoffen
Herhalen
Een zout dat oplost splitst zich in de losse ionen

NaCl (s) ->      Na+ (aq)  + Cl- (aq)                                        
                                        

Ca(NO3)2 (s) ->    Ca2+  (aq)  + 2 NO3- (aq)                                         

Slide 23 - Tekstslide

Wat gebeurt er op microniveau bij het oplossen van een zout?
A
de ionen gaan harder trillen
B
de ionen laten elkaar los en gaan vrij bewegen
C
de ionen gaan in een rooster zitten
D
de zoutkorrels verdwijnen

Slide 24 - Quizvraag

Welke van de volgende stof(fen) is/zijn goed oplosbaar in water?
A
Magnesiumbromide
B
Bariumsulfaat
C
Kaliumcarbonaat
D
Zinksulfide

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de oplosvergelijking van het oplossen van aluminiumfosfaat
A
Al3+(aq)+PO43(aq)AlPO4(s)
B
AlPO4(s)Al3+(aq)+PO43(aq)
C
Dit zout lost slecht op, dus geen oplosvergelijking
D
AlPO4Al3++PO43

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de oplosvergelijking van het oplossen van zilvernitraat?
A
Ag++ClAgCl
B
AgClAg++Cl2
C
AgCl(s)Ag+(aq)+Cl(aq)
D
Ag+(aq)+Cl(aq)AgCl(s)

Slide 27 - Quizvraag

Wat vonden jullie van deze werkvorm(en) in de les?

Slide 28 - Open vraag