2mh2 chap1 parler de ses vacances

Focusleren
Français en classe
Parler des vacances d'automne
Les exercices supplementaire
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Focusleren
Français en classe
Parler des vacances d'automne
Les exercices supplementaire

Slide 1 - Tekstslide

L'agenda
2mh2 Jeudi 3 november 2e uur
Chapitre 1: Proefwerk
vocabulaire A, B, E, F  (page 50/51)
phrases C, G               (page 52)
grammaire D, H          (page 53)

Herhalingsstof:
'avoir' in de présent=tegenwoordige tijd (page 166)                       

Slide 2 - Tekstslide

Focusleren
chap1 vocabulaire E
           phrases G

Herhalen
voca A/B
phrases C
grammatica D (passé composé être/avoir/faire)                       
présent (t.t.) avoir     
                             



timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Français en classe
  • Tu as passé de bonnes vacances?
  • Qu'est-ce que tu as fait?
timer
5:00
La grasse matinée

Slide 4 - Tekstslide

Français en classe
  • Tu as passé de bonnes vacances?
  • Qu'est-ce que tu as fait?
timer
5:00
La grasse matinée

Slide 5 - Tekstslide

Traduis (vertaal):

"Qu'est-ce que"
A
Wat
B
Dat
C
Het is
D
Jij hebt

Slide 6 - Quizvraag

Traduis (vertaal):

"Tu as fait"
A
Jij bent geweest.
B
Jij hebt gehad.
C
Jij hebt gedaan.

Slide 7 - Quizvraag

BEANTWOORD : Qu'est-ce que tu as fait cet automne ? ! Gebruik 3x de P.C.


VB: J'ai fait du foot, j'ai mangé dans un restaurant et j'ai eu une glace.

Slide 8 - Open vraag

QUIZ Avoir/P.C.
Let op! Tel hoeveel vragen je goed hebt. 

Sommige vragen hebben een timer (20 sec.)

Slide 9 - Tekstslide

Tu (hebt) fait un voyage en bus ?
A
as
B
ont
C
ai
D
a

Slide 10 - Quizvraag

Réponse
tu as = jij hebt

Slide 11 - Tekstslide

Non, on (hebben) fait un voyage en train.
A
as
B
ont
C
ai
D
a

Slide 12 - Quizvraag

Réponse
on a = wij hebben

Slide 13 - Tekstslide

Vous (passer)......... .......... un weekend en Italie ?
A
avez passez
B
avez passè
C
avons passerez
D
avez passé

Slide 14 - Quizvraag

Réponse
a. avez passez
b. avez passè
c. avons passerez
d. avez passé

Slide 15 - Tekstslide

Elles (regarder) ...... ....... les vlogs de Gio ?
A
ont regarde
B
a regardé
C
ont regardé
D
ont regardè

Slide 16 - Quizvraag

Réponse
a. ont regarde
b. a regardé
c. ont regardé
d. ont regardè

Slide 17 - Tekstslide

Nous (avoir) ...... ....... une glace en vacances.
A
avons eu
B
avons été
C
ont été
D
sommes eu

Slide 18 - Quizvraag

Réponse
a. avons eu
b. avons été   = zijn geweest.
c. ont été       
d. sommes eu

Slide 19 - Tekstslide

Il (is geweest) ...... ....... dans un restaurant.
A
a eu
B
a été
C
a fait
D
ont eu

Slide 20 - Quizvraag

Réponse
a. a eu   = heeft gehad
b. a été
c. a fait  = heeft gedaan     
d. ont eu = hebben gehad

Slide 21 - Tekstslide

Anna (heeft bezocht) un musée ?
timer
1:30

Slide 22 - Open vraag

Réponse
        Anna (= elle) a visité

Slide 23 - Tekstslide

On (hebben gereisd) en Espagne cet été.
timer
1:30

Slide 24 - Open vraag

Réponse
               On a voyagé

Slide 25 - Tekstslide

Parler des vacances d'automne
Voorbereiden volgende les
- in je schrift
- 4 zinnen over jouw herfstvakantie
- gebruik minstens 3x de passé composé

1. Waar ben je geweest?
2. Wat heb je gedaan? (noem 2 activiteiten)
3. Welke taal heb je gesproken?
4. Hoe was jouw vakantie?
Hulpmiddelen: eigen boek + woordenboek




Slide 26 - Tekstslide