Samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Wat gaan we vandaag leren?
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
  • Ik kan de persoonsvorm en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden.
  • Ik kan hoofdzinnen en bijzinnen herkennen.
  • Ik kan nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm
 In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje.

Samengestelde zin: een zin met meerdere persoonsvormen
 In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante.



Hoe kun je  de pv en ow vinden? 

Slide 3 - Tekstslide

Hij geeft op dinsdag, woensdag en donderdag les en in het weekend probeer ik te studeren.

Wat zijn de persoonsvormen in deze zin?

Slide 4 - Open vraag

De winkel op de hoek van de Hoogstraat is gisteren geopend.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 5 - Quizvraag

Wilma ging naar huis omdat ze moe was.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 6 - Quizvraag

Het meisje verwacht dat ze van de slager een stukje worst krijgt.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 7 - Quizvraag

Samengestelde zinnen
Kunnen uit verschillende hoofdzinnen en bijzinnen bestaan.
Hoe herken je deze? 

Slide 8 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
Hoofdzin: 

  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan.
  3. De persoonsvorm staat in de hoofdzin vooraan (op de 1e of 2e plaats).
  4. Een hoofdzin kan zelfstandig voorkomen.

Slide 9 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
 Bijzin: 
  • Als er tussen persoonsvorm en onderwerp een woord (bijvoorbeeld 'niet') kán staan, dan is dat een bijzin. 
  • In een bijzin staat de persoonsvorm vaak achteraan.
  • kan niet zelfstandig voorkomen.

Slide 10 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
Terwijl ik  mijn tanden poets, kijk ik naar een kattenfilmpje.

Terwijl ik  mijn tanden poetste, keek ik naar een kattenfilmpje.

Anna is aan het lezen en Sarah is aan het schrijven.

Anna was aan het lezen en Sarah was aan het schrijven. 

Hoewel het bijna weekend is, moet je nog veel doen.




Slide 11 - Tekstslide

Sabine had een gezicht getrokken alsof ze iets vies proefde.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 12 - Quizvraag

We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 13 - Quizvraag

Als we in Parijs zijn, wil ik graag wat kledingwinkels bezoeken.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 14 - Quizvraag

Ik dacht dat we gingen fietsen.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 15 - Quizvraag

Ik ga op vakantie en dat is leuk.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 16 - Quizvraag

Samengestelde zinnen
Zinnen kunnen op verschillende manieren samengesteld zijn ,nl. nevenschikkend en onderschikkend.

{hoofdzin} + {hoofdzin} - nevenschikkend = gelijk
{hoofdzin + (bijzin)} - onderschikkend = ongelijk
{hoofdzin + ( bijzin)+ (bijzin)} - onderschikkend en nevenschikkend
{hoofdzin}+ {hoofdzin+ (bijzin)}- nevenschikkend en onderschikkend

Slide 17 - Tekstslide

Samengestelde zinnen

Je verbindt de twee zinnen  met een voegwoord. 

Er zijn twee soorten:

1. Nevenschikkende voegwoorden:  dus, en, want, of, maar  (dewom)


2. Onderschikkende voegwoorden 

Heel veel bv.  dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat.



Slide 18 - Tekstslide

Welk voegwoord is 'want' in de volgende zin:

Ik heb een baaldag, want het regent
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 19 - Quizvraag

Welk voegwoord is 'omdat' in de volgende zin:

Ik lees niet dagelijks in mijn boek, omdat ik daar geen zin heb.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 20 - Quizvraag

Welk voegwoord is 'zodat' in de volgende zin:

Ik neem een paraplu mee, zodat ik droog blijf.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 21 - Quizvraag

Welk voegwoord is 'dus' in de volgende zin:

Ik lees niet dagelijks in mijn boek, dus ik heb mijn boek nog lang niet uit.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 22 - Quizvraag

Welk voegwoord is 'of' in de volgende zin:

Wil je koffie of wil je thee?
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 23 - Quizvraag

Klassikaal 
Pak je boek 
Opdracht 1 & 2 , blz. 223 

Slide 24 - Tekstslide