Monetair beleid 1

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Secundair onderwijs

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doelstellingen
Rol van ECB?
Belang van prijsstabiliteit?
Soorten geld?
Geldcreatie?
Geldvernietiging?
Werking van kredietverstrekking (kasreservecoëfficient en kredietmultiplicator).

Slide 2 - Tekstslide

Waar gaat dit hoofdstuk over volgens jullie?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Rol van ECB?

Slide 7 - Woordweb

Pierre Wunsch en Christine Lagarde
Lees p 137

Slide 8 - Tekstslide

Waarom is prijsstabiliteit belangrijk?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Vul vragen in p 151 - Wat onthoud je uit het filmpje?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Hoe geld scheppen?

Slide 17 - Woordweb

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel krijgt Alix?

Slide 25 - Woordweb

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Maak oefeningen p 140 - Hoeveel geld wordt er GECREËERD in de 1ste oefening?
timer
7:00

Slide 28 - Open vraag

Doet een daling van de kasreservecoëfficiënt de kredietmultiplicator dalen of stijgen?
A
Dalen
B
Stijgen

Slide 29 - Quizvraag

Melissa gaat naar haar bank en overhandigt een biljet van 100,00 EUR om op haar zichtrekening te plaatsen.
A
geldsubstitutie
B
geldvernietiging
C
geldschepping
D
Geen van allen

Slide 30 - Quizvraag

Els stopt haar zakgeld, 5,00 EUR, in haar spaarpot.
A
geldsubstitutie
B
geldvernietiging
C
geldschepping
D
Geen van allen

Slide 31 - Quizvraag

Steven gaat bij een bank een lening aan van 20 000,00 EUR voor de aankoop van een wagen. De bank stort het bedrag op zijn zichtrekening.
A
geldsubstitutie
B
geldvernietiging
C
geldschepping
D
Geen van allen

Slide 32 - Quizvraag

Frank ruilt bij zijn financiële instelling 200,00 USD in EUR
A
geldsubstitutie
B
geldvernietiging
C
geldschepping
D
Geen van allen

Slide 33 - Quizvraag

Ingrid haalt, via Bancontact, 50,00 EUR van haar rekening.
A
geldsubstitutie
B
geldvernietiging
C
geldschepping
D
Geen van allen

Slide 34 - Quizvraag

Karen koopt met geld uit haar spaarpot een laptop ter waarde van 1 200,00 EUR.
A
geldsubstitutie
B
geldvernietiging
C
geldschepping
D
Geen van allen

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Wat moet ik onthouden?

Slide 37 - Open vraag

Doelstellingen
Rol van ECB?
Belang van prijsstabiliteit?
Soorten geld?
Geldcreatie?
Geldvernietiging?
Werking van kredietverstrekking (kasreservecoëfficient en kredietmultiplicator).

Slide 38 - Tekstslide