H3 Aan de slag 3.1 Je eigen bedrijf (deel 1) (Plein M 4e editie)

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 3 Aan de slag

3.1 Je eigen bedrijf
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 3 Aan de slag

3.1 Je eigen bedrijf

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Theorie 3.1 Je eigen bedrijf (deel 1)
  • Zelfstandig aan het werk


Slide 2 - Tekstslide

3.1 Je eigen bedrijf (deel 1)
Lesdoelen:

Aan het einde van de les:


  • kun je uitleggen wat een ondernemer is
  • kun je de kostprijs van een product berekenen


Slide 3 - Tekstslide

Werken in je eigen bedrijf

Slide 4 - Tekstslide

Wat gaat dat kosten?

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 8 op bladzijde 86 t/m 89. Je mag overleggen. 
Schrijf de volledige antwoorden in je boek/schrift, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Na 15 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. 
Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 6 - Tekstslide

Opgave 1 blz 86:

a Stel dat jij een eigen bedrijf wilt. Wat voor soort bedrijf zou jij dan beginnen?

Slide 7 - Open vraag

Opgave 1 blz 86:

b Waarom kan het goed zijn om een eigen bedrijf te starten als je nog op school zit?

Slide 8 - Open vraag

Opgave 1 blz 86:

c Noteer een voordeel van een eigen bedrijf.

Slide 9 - Open vraag

Opgave 1 blz 86:

d Noteer een nadeel van een eigen bedrijf

Slide 10 - Open vraag

Opgave 2 blz 87:

a Hoe noem je iemand die zijn inkomen verdient met een eigen bedrijf?

Slide 11 - Open vraag

Opgave 2 blz 87:

b Hoe noem je het maken van goederen en het leveren van diensten?

Slide 12 - Open vraag

Opgave 3 blz 87:

Wat zijn voorbeelden van produceren?
A
Een banketbakker bakt een taart.
B
Een fietsenmaker plakt een band.
C
Je koopt melk in de supermarkt

Slide 13 - Quizvraag

Opgave 4 blz 87:

1 De ondernemer in bron 3 maakt goederen / levert diensten.
A
maakt goederen
B
levert diensten

Slide 14 - Quizvraag

Opgave 4 blz 87

4.1 Dat doet hij door

Slide 15 - Open vraag

Opgave 4 blz 87:

2 De ondernemer in bron 4 maakt goederen / levert diensten.
A
maakt goederen
B
levert diensten

Slide 16 - Quizvraag

Opgave 4 blz 87

4.2 Dat doet zij door

Slide 17 - Open vraag

Opgave 5 blz 88:

a Noteer drie voorbeelden van productiekosten die in de tekst genoemd zijn.

Slide 18 - Open vraag

Opgave 5 blz 88:

b Waarom berekent een ondernemer de kostprijs per product?

Slide 19 - Open vraag

Opgave 6 blz 88:

Noteer drie voorbeelden van productiekosten die
een appbouwer heeft

Slide 20 - Open vraag

Opgave 7 blz 88:

Bereken de kostprijs per koekje.

Slide 21 - Open vraag

Opgave 8 blz 88:

Bereken de totale productiekosten voor deze boekenkast

Slide 22 - Open vraag

Afsluiting 3.1 deel 1
Lesdoelen:

Nu:

  • kun je uitleggen wat een ondernemer is √
  • kun je de kostprijs van een product berekenen √

Slide 23 - Tekstslide