Paragraaf 2.3 - Leven in een industriestad


De tijd van burgers en stoommachines
§2.3 Leven in een industriestad
bladzijdes 35 t/m 37 tekstboek 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


De tijd van burgers en stoommachines
§2.3 Leven in een industriestad
bladzijdes 35 t/m 37 tekstboek 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Industriële Revolutie
Oorzaken in Engeland
De vraag naar textiel (= kleding) stijgt.

De bodem is rijk aan steenkool en ijzererts (= grondstoffen voor stoommachine).

James Watt verbetert de stoommachine (1769)
Hierdoor wordt de productie verbeterd
Moderne vervoer grondstoffen:
- Kanalen worden gegraven.
- (Spoor)wegen worden aangelegd.
Dit heet infrastructuur

Slide 3 - Tekstslide

Zoek op wat infrastructuur betekent (tip: blz. 49 handboek)

Slide 4 - Open vraag

Vraag van de paragraaf 
Hoe veranderde het leven door de komst van fabrieken? 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Werken in de fabriek
  • Slechte leefomstandigheden
  • Lange werkdagen
  • Lage lonen
  • Vrouwen en kinderen --> ander loon 
  • Onveilig en ongezond

Slide 8 - Tekstslide

Werken in de fabriek
  • Honderdduizenden mensen gingen werken in de fabriek. Hun leefomstandigheden waren erg slecht.
  • Ze werkten lang en hard. Alleen op zondag waren ze vrij. 
  • Lage lonen 
  • Vrouwen en kinderen lagere lonen dan mannen 
  • Het had weinig zin om te gaan demonstreren tegen het zware arbeidersbestaan. Voor jou 10 anderen. Als je toch ging demonstreren werd je ontslagen. 
  • Het werken was ook nog eens heel erg gevaarlijk. De ondernemers deden niets om het werken veilig te maken. Dat kostte immers geld. 
  • In de fabriek was het ook nog eens ongezond. De lucht was smerig en de machines maakten erg veel lawaai. 

Slide 9 - Tekstslide

Fragment uit de film Daens.
Dit fragment laat goed de omstandigheden in de fabriek zien
Let op: tijdens de film worden er vragen gesteld die je moet beantwoorden

Slide 10 - Tekstslide

5

Slide 11 - Video

00:09
Wat doet deze man?

Slide 12 - Open vraag

01:37
De man die de kinderen opsloot blijkt de opzichter te zijn. Hij moet in de gaten houden dat iedereen hard blijft werken in de fabriek. De fabriek wordt bezocht door inspecteurs. Leg nu uit waarom de opzichter in het begin de kinderen opsloot?

Slide 13 - Open vraag

03:15
Waarom wil de opzichter niet hebben dat één van de arbeiders de inspecteur meeneemt naar het toilet?

Slide 14 - Open vraag

06:22
Waardoor had het kind niet door dat de machine terugkwam?

Slide 15 - Open vraag

08:09
De arbeiders gaan hier
A
Rellen
B
protesteren
C
demonstreren
D
staken

Slide 16 - Quizvraag

Noem vier dingen op die je in het filmfragment hebt gezien die te maken hebben met de slechte omstandigheden in een fabriek.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Wonen bij de fabriek
  • Nieuwkomers
  • Wonen naast de fabriek
  • Ongezond
  • Vakbonden

Slide 19 - Tekstslide

Wonen bij de fabriek
  • Veel mensen verhuisden naar de dorpjes waar de fabrieken stonden. Langzaam veranderden deze dorpjes in grote industriesteden. Arbeiders woonden naast de fabriek, want je moest er heen lopen
  • Het wonen naast de fabrieken was erg ongezond. Dag en nacht bliezen de schoorstenen vuile rook uit. De woonwijken waren erg smerig.
  • Rond 1850 werden er vakbonden opgericht. Dit was een organisatie van de arbeiders. Deze vakbonden konden onderhandelen met de bazen of een staking uitroepen.

Slide 20 - Tekstslide

Waterput waarmee water voor een hele wijk uit het grondwater wordt gehaald.
Grondwater werd vaak gebruikt als drinkwater.
Door een kapotte riolering kunnen uitwerpselen bij het drinkwater komen.
Uitwerpselen die besmet zijn (bijvoorbeeld met cholera) komen in het grondwater terecht.
Arbeiderswijk

Slide 21 - Tekstslide

Geef een verklaring voor het hoge sterftecijfer in een industriestad in de 19de eeuw.

Slide 22 - Open vraag

Hoe zorgden vakbonden ervoor dat de omstandigheden voor arbeiders na 1850 verbeterden?

Slide 23 - Open vraag

Verschillende lagen van de bevolking
  1. Rijke burgers
  2. Middenklasse
  3. Fabrieksarbeiders

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Wat zie je in de spotprent?

Slide 26 - Open vraag

Wat wil de tekenaar hiermee zeggen?

Slide 27 - Open vraag

Eind 19e eeuw (tussen 1850 - 1900)
  • Pas aan het eind van de 19e eeuw kregen arbeiders het wat beter
  • Arbeiders gingen zich verenigen in vakbonden
  • Arbeiders gingen samen staken voor betere werkomstandigheden
  • Overheid zorgde voor waterleidingen en rioleringen
  • Overheid zorgde voor sociale wetten
  • Beter onderwijs  voor arbeiderskinderen

Slide 28 - Tekstslide

Kinderwetje van Van Houten
  • 1874: deze sociale wet verbiedt kinderarbeid in fabrieken tot 12 jaar 
  •  1901: alle kinderen van 7 tot 12 jaar moeten naar school (= leerplicht)

Slide 29 - Tekstslide

Doordenkertje: Toen het kinderwetje van Van Houten in 1874 werd aangenomen, bestonden er nog geen uitkeringen. Waarom waren ook veel arbeiders niet blij met het kinderwetje?

Slide 30 - Open vraag

Vraag van de paragraaf 
Hoe veranderde het leven door de komst van fabrieken? 

Slide 31 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van wat je geleerd hebt van deze les?

Slide 32 - Open vraag

Geef een voorbeeld van wat je moeilijk vindt of nog
niet goed snapt aan deze les?

Slide 33 - Open vraag