MODUS, TIJD EN THESE

Modus

Tijd

These
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Modus

Tijd

These

Slide 1 - Tekstslide

Modi










Nee.... modi, geen mode...

Slide 2 - Tekstslide

Modi
  • Het Latijnse werkwoord heeft naast een tijd ook een modus of wijze:
  • Infinitivus (onbepaalde wijs) 
  • Indicativus (aantonende wijs)
  • Imperativus (gebiedende wijs)
  • Conjunctivus (aanvoegende wijs) 
  • Participium (deelwoord)

Slide 3 - Tekstslide

Modus: infinitivus
  • De infinitivus is het hele werkwoord
  • We noemen dit ook wel de onbepaalde wijs
  • Twee tijden: infinitivus praesens en infinitivus perfectum

Slide 4 - Tekstslide

Indicativus
  • Aantonende wijs
  • Geeft de handeling aan die gedaan wordt
  • Deze komt voor in hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 5 - Tekstslide

Indicativus in de bijzin
  • Bijwoordelijke bijzin:
  • - reden voor iets wat in de hoofdzin wordt gezegd
  • - tijdstip: voor, tijdens of na de hoofdzin
  • cum + indicativus: toen, wanneer
  • ut  + indicativus: zodra, zoals

Slide 6 - Tekstslide

Indicativus in de bijzin
  • Bijvoeglijke bijzin:
  • Verwijst naar één zelfstandig naamwoord in de hoofdzin
  • Indien ingeleid door qui: relatieve of betrekkelijke bijzin

Slide 7 - Tekstslide

Imperativus
  • gebiedende wijs:
  • je geeft een opdracht of bevel
  • twee vormen: enkelvoud en meervoud

Slide 8 - Tekstslide

Conjunctivus
  • De conjunctivus geeft meestal aan: 
  • aarzelingen, vervulbare wensen, onvervulbare wensen, mogelijkheden, aansporingen en vriendelijke bevelen. 
  • De conjunctivus komt voor in de hoofdzin en de bijzin.

Slide 9 - Tekstslide

Conjunctivus in de bijzin
  • Conjunctivus + ut
  • doel (opdat) of gevolg (zodat)

  • Conjunctivus + cum
  • toen/nadat, omdat of hoewel. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Participium: PPP
  • Het participium perfectum passivum kan je het beste vergelijken met een voltooid deelwoord.
  • Het kan dus ook bijvoeglijk worden gebruikt (en gedraagt zich in het Latijn als een bijvoeglijk naamwoord). 

Slide 12 - Tekstslide

Participium: PPP
  • Voorbeeld:
  • pulsare => pulsatus
  • Romanus pulsatus est.
  • De Romein is geslagen
  • Romani pulsati.
  • De geslagen Romeinen. 
  • Vorming van het ppp:
  • Zie bladzijde 150.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Tijden en zo...
  • Hoe vertaal je nu de verschillende tijden?
  • We kijken nu alleen naar het heden en verleden
  • De toekomst komt later

Slide 15 - Tekstslide

Het heden: praesens
  • Praesens: de handeling gebeurt hier en nu
  • De handeling is nog bezig op het moment van vertellen
  • Bijzonder: 
  • Praesens Historicum:
  • Een gebeurtenis in het verleden wordt verteld alsof hij nu plaatsvindt
  • Vaak werkt dit spanningsverhogend

Slide 16 - Tekstslide

Het heden: praesens
  • Praesens: de handeling gebeurt hier en nu
  • De handeling is nog bezig op het moment van vertellen
  • Voorbeeld:
  • Marcus Helenam amat: Marcus houdt van Helena.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Het verleden
  • Verleden: een handeling speelt zich af voor de huidige tijd
  • In principe zijn er drie vormen:
  • Imperfectum
  • Perfectum
  • Plusquamperfectum

Slide 19 - Tekstslide

Imperfectum
  • De handeling speelt zich af in het verleden, maar is nog niet afgerond op het moment van vertellen.
  • Bijvoorbeeld:
  • Marcus Helenam amabat: Marcus hield van Helena
  • (Hij houdt dus van haar op het moment van vertellen)

Slide 20 - Tekstslide

Perfectum
  • De handeling is voltooid op het moment van vertellen.
  • Bijvoorbeeld:
  • Marcus Helenam amavit: Marcus heeft van Helena gehouden 
  • (Hij houdt nu dus niet meer meer van haar)
  • Je mag ook vertalen: Marcus hield van haar

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Plusquamperfectum
  • De handeling is voltooid vóór een andere handeling die in het verleden plaatsvindt
  • Bijvoorbeeld:
  • Marcus Helenam amaverat: Marcus had van Helena gehouden.
  • (Dat "houden van" was dus al opgehouden, voordat een gebeurtenis in het verleden plaatsvond). 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

These
Is het onderwerp degene die het doet 
of
is het onderwerp degene die het ondergaat?

Slide 27 - Tekstslide

Activum
Het onderwerp is de handelende persoon. 
De persoonsvorm is actief en geeft de actie aan die uitgevoerd wordt. 
Bijvoorbeeld: 
Obelix Romanum pulsat.
Obelix slaat de Romein. 

Slide 28 - Tekstslide

Passivum
  • Het onderwerp ondergaat  lijdzaam de handeling. 
  • De persoonsvorm is passief.
  • De handelense persoon kan weergegeven worden door
  • a(b) + ablativus.
  • Voorbeeld: 
  • Romani pulsantur (ab Obelixe).
  • De Romeinen worden geslagen.

Slide 29 - Tekstslide

Passivum.
  • Deus puellam vocat
  • De god roept het meisje.
  • Het onderwerp "doet" de handeling: actief. 
  • Puella vocatur a deo.
  • Het meisje wordt geroepen door de god.
  • Het onderwerp ondergaat de handeling: passief.
  • Leer de uitgangen van het praesens en imperfectum.

Slide 30 - Tekstslide

Participium: PPP
  • Het participium perfectum passivum kan je het beste vergelijken met een voltooid deelwoord.
  • Het kan dus ook bijvoeglijk worden gebruikt (en gedraagt zich in het Latijn als een bijvoeglijk naamwoord). 

Slide 31 - Tekstslide

Participium: PPP
  • Voorbeeld:
  • pulsare => pulsatus
  • Romanus pulsatus est.
  • De Romein is geslagen
  • Romani pulsati.
  • De geslagen Romeinen. 
  • Vorming van het ppp:
  • Zie bladzijde 150.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video