In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
1.4
Gedragsonderzoek
Slide 1 - Tekstslide
Eerst even wat herhaling
Slide 2 - Tekstslide
Vraag 1: Wat is een voorbeeld van overspronggedrag?
A
Een gorilla slaat zich op de borst bij een aanval op een andere gorilla
B
Een hond gaat op zijn rug liggen om een ruzie te voorkomen
C
Een meeuw die ruzie heeft met een andere meeuw gaat zijn veren poetsen
D
Iemand gaat in het midden van een groep lopen om beter beschermd te zijn
Slide 3 - Quizvraag
Vraag 2: Iemand wordt beledigd. Hij kan hier op verschillende manieren op reageren. Bij welke manier is er sprake van omgericht gedrag?
A
Hij krabt zich op zijn hoofd.
B
Hij loopt weg.
C
Hij slaat diegene die beledigend was.
D
Hij slaat met zijn vuist op tafel.
Slide 4 - Quizvraag
Vraag 3: Iemand is als kind gebeten door een hond en daardoor zijn leven lang bang voor puppy's. Dit is:
A
Klassieke conditionering
B
Operante conditionering
Slide 5 - Quizvraag
Vraag 4: Een wolf verdedigt zijn territorium door te dreigen en toch weer zichzelf terug te trekken. Dit is een voorbeeld van:
A
Ambivalent gedrag
B
Omgericht gedrag
C
Overspronggedrag
D
Agressief gedrag
Slide 6 - Quizvraag
Vraag 5: Dolfijnen krijgen een vis als ze door een hoepel springen. Dit is het gevolg van:
A
Klassiek conditioneren
B
Operant conditioneren
C
Proefondervindelijk leren
D
Inzicht
Slide 7 - Quizvraag
Antwoorden
Vraag 1 = C
Vraag 2 = D
Vraag 3 = A
Vraag 4 = A
Vraag 5 = B
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen van deze paragraaf
Je kan uitleggen waarom onderzoek naar gedrag zin heeft
Je kan verschillende manier van gedrag leren benoemen
Je weet wat een gedragsketen is
Je weet wat een gedragssysteem is
Je kan een ethogram maken
Je weet hoe je een protocol maakt
Je kan uitleggen wat antropomorfisme is, en hiervan voorbeelden geven
Slide 9 - Tekstslide
= Proefondervindelijk leren
Slide 10 - Tekstslide
Dierwelzijn
Oude dierentuinen -> vooral kooien/hokken -> leidde tot stress
Onderzoek naar natuurlijk gedrag heeft geholpen bij ontwerp dierverblijven
Slide 11 - Tekstslide
0
Slide 12 - Video
Wat kan de functie zijn
van dit gedrag bij deze spitsmuizen?
Slide 13 - Tekstslide
Functie Caravanning
Omgeving verkennen
Verplaatsing naar veilige omgeving
Efficiënte methode
Imitatie van een slang (afschrikken roofdieren)
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Gedrag is georganiseerd in gedragssystemen
(samenhangende handelingen).
Gedragsketen =
vast volgorde van gedragshandelingen (gedragselementen)
De ene handeling leidt tot de andere handeling
Slide 16 - Tekstslide
Gedragssyssteem
voortplantingsgedrag
Subsystemen
vechten, nestbouw, balts, broedzorg
Gedragshandelingen
binnen de balts zoals zigzaggen, sidderen en nestingang tonen.
Slide 17 - Tekstslide
Handelingen die een gemeenschappelijk doel hebben vormen samen...
A
een gedragssysteem
B
een gedragsketen
C
gedragselementen
D
het totale gedrag
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Video
Vragen
Slide 20 - Tekstslide
Vragen
Slide 21 - Tekstslide
Is dit een ethogram en/of een protocol?
A
Zowel een ethogram als een protocol
B
Ethogram
C
Protocol
D
Geen van beiden
Slide 22 - Quizvraag
A
Links protocol, rechts ethogram
B
Links ethogram, rechts protocol
Slide 23 - Quizvraag
Ethogram
= een lijst van objectief en nauwkeurig beschreven gedragselementen.
Protocol
= tabel met in de tijd weergegeven gedragselementen (handelingen). Registratie van hoe vaak, hoe lang en in welke volgorde de handelingen bij het dier voorkomen.
Antropomorfisme
= het toekennen van menselijke emoties aan dierlijk gedrag.
Slide 24 - Tekstslide
Welke uitspraak over een ethogram klopt NIET?
A
Je schrijft op wat een dier doet
met een afkorting
B
Een gedragshandeling
wordt omschreven
C
Je turft hoe vaak een dier een gedragselement laat zien