5.3 Doe jij mee op de arbeidsmarkt?

§5.3 
Doe jij mee op de arbeidsmarkt
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§5.3 
Doe jij mee op de arbeidsmarkt

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
Korte herhaling §5.2 
Uitleg + oefenen §5.3                               
Afsluiting                               


Slide 2 - Tekstslide

Herhaling 5.2
Arbeidsverdeling?

Slide 3 - Tekstslide

Secundaire sector
Tertiaire sector
Primaire sector
Quartaire sector

Slide 4 - Sleepvraag

Kan iemand met een eenmanszaak personeel hebben? Leg je antwoord uit.
timer
1:00

Slide 5 - Open vraag

Buurman en buurman hebben samen een ijssalon. Ze hebben samen de leiding en er zijn geen aandelen uitgegeven. Voor welke ondernemingsvorm hebben ze gekozen?
A
bv
B
nv
C
vof
D
eenmanszaak

Slide 6 - Quizvraag

5.3 Doe jij mee op de arbeidsmarkt?

Lesdoelen: 
Aan het eind van de les kun je;
- uitleggen wat de arbeidsmarkt en werkgelegenheid inhouden. - uitleggen wanneer je bij de beroepsbevolking hoort. 
- uitleggen waar de Algemene wet gelijke behandeling voor bedoeld is. 
- uitleggen wat arbeidsparticipatie is.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Arbeidsmarkt en werkgelegenheid
Arbeidsmarkt: Het geheel van vraag en aanbod van arbeid.

Werkgelegenheid: Het aantal banen dat beschikbaar is in de economie.


Slide 9 - Tekstslide

Als de werkgelegenheid stijgt dan...
A. Zijn er veel mensen werkloos
B. Zijn er weinig vacatures
C. Is het vrij makkelijk om een baan te vinden
D. Is het vrij moeilijk om een baan te vinden

Slide 10 - Poll

Juist of onjuist?
1. Iedereen die werkt heeft te maken met de arbeidsmarkt
2. op de arbeidsmarkt zijn alleen bedrijven actief
A
1 en 2 zijn juist
B
1 en 2 zijn onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 11 - Quizvraag

Juist of onjuist?
1. Het aanbod van arbeid bepaalt de werkgelegenheid.
2. De werkgelegenheid is afhankelijk van de economie.
A
1 en 2 zijn juist
B
1 is juist, 2 is onjuist
C
1 en 2 zijn onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 12 - Quizvraag

Criteria van de beroepsbevolking
Beroepsbevolking

Mensen tussen de 15 en 75 jaar die werken of actief op zoek zijn naar werk.
Dus: alle werkenden + alle werkzoekenden (werklozen)

Slide 13 - Tekstslide

De beroepsbevolking bestaat uit:
A
iedereen in ons land
B
iedereen tussen de 15 en 75
C
iedereen tussen de 15 en 75 die werkt
D
iedereen tussen de 15 en 75 die werkt of werk zoekt

Slide 14 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van iemand tussen 15 jaar en de pensioenleeftijd die NIET tot de beroepsbevolking hoort.
timer
1:00

Slide 15 - Open vraag

Wie behoort er tot de beroepsbevolking?
A
Nicole is 31 en thuis voor de kinderen
B
Siham is 14 en heeft een bijbaan bij de Kruidvat
C
Jared is 77 en met pensioen
D
Bo is 24 ze studeert om juf te worden en zoekt een bijbaantje

Slide 16 - Quizvraag

Algemene wet gelijke behandeling
Omdat de kans op betaald werk niet voor iedereen even groot is, is er de Algemene wet gelijke behandeling.

Daarin staat dat er geen onderscheid gemaakt mag worden op basis van bijvoorbeeld geslacht, ras, leeftijd of afkomst.

 

Slide 17 - Tekstslide

Wet flexibel werken
In deze wet is vastgelegd dat je meer of minder uur kan gaan werken als je dat wilt. 

Steeds meer mensen hebben een flexibele baan. Dan werk je alleen wanneer een bedrijf je nodig heeft. 
Je bent dan uitzendkracht of oproepkracht. 

Slide 18 - Tekstslide

Wat betekent 'participeren'?
A
In stukken snijden
B
Meedoen
C
Gelijk zijn
D
Lidmaatschap opzeggen

Slide 19 - Quizvraag

Arbeidsparticipatie
Nederland heeft bijna 18 miljoen inwoners.
Maar land niet alle inwoner horen bij de beroepsbevolking.

arbeidsparticipatie =
hoeveel procent van de beroepsbevolking ook echt een baan heeft (of zoekt) 

Slide 20 - Tekstslide