H12D1 - BBL

Waaruit bestaat een wervelkolom?
A
uit armen
B
uit benen
C
uit wervels
D
uit een skelet
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Waaruit bestaat een wervelkolom?
A
uit armen
B
uit benen
C
uit wervels
D
uit een skelet

Slide 1 - Quizvraag

De reactieafstand is de afstand die wordt afgelegd tijdens de reactietijd.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Bij welke diergroep hoort een pony?
A
reptielen
B
zoogdieren
C
vogels
D
vissen

Slide 3 - Quizvraag

Bij welke groep
zoogdieren hoort
dit skelet?
A
bij de teengangers
B
bij de topgangers
C
bij de zoolgangers

Slide 4 - Quizvraag

De vorm van het skelet van een dier past bij de leefwijze van dat dier.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Welke kracht veroorzaakt de beweging bij een varende zeilboot?
A
zwaartekracht
B
motorkracht
C
veerkracht
D
windkracht

Slide 6 - Quizvraag

Een vliegtuig heeft een
snelheid van 220 m/s.
Reken deze snelheid om in km/h.

A
792 km/uur
B
440 km/uur

Slide 7 - Quizvraag

Welke twee krachten werken de beweging van Sem tegen wanneer hij een helling af fietst.
A
windkracht en wrijvingskracht
B
spierkracht en zwaartekracht
C
spierkracht en wrijvingskracht
D
windkracht en zwaartekracht

Slide 8 - Quizvraag

Wat is snelheid?
A
snelheid is de afstand die je aflegt in een bepaalde tijd
B
de snelheid die je behaald bij het rijden op de snelweg

Slide 9 - Quizvraag

Bas heeft 80 minuten gesport.
Reken 80 minuten om in uren.
A
1.20 uren
B
1.33 uren

Slide 10 - Quizvraag

Met welke twee grootheden heeft snelheid te maken?
A
kracht en afstand
B
kracht en tijd
C
tijd en afstand
D
kracht en snelheid

Slide 11 - Quizvraag

Naomi fietst van huis naar school.
Ze doet er 40 minuten over.
Hoeveel uren is dat?
A
0.67 uren
B
0.40 uren

Slide 12 - Quizvraag

Alex loopt 800 m op een atletiekbaan.
Hij legt die afstand af in precies 160 seconden.
Bereken de gemiddelde snelheid van Jordi in m/s
A
20 m/s
B
5 m/s

Slide 13 - Quizvraag

De reactietijd is niet bij iedereen hetzelfde. Waar is de reactietijd van afhankelijk?
A
het profiel op de banden
B
medicijnen, alcohol of drugs
C
het soort wegdek
D
wanneer het regen

Slide 14 - Quizvraag

Paul moet plotseling remmen voor een
stilstaande auto. Zijn reactieafstand is 3,9 meter. De remweg is 5,1 meter.
Bereken de stopafstand van de scooter.

A
1.2 m
B
9 m
C
7 m
D
5.1 m

Slide 15 - Quizvraag

De reactietijd is de tijd die nodig is om tot stilstand te komen bij het remmen.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

De skeletten van vissen, reptielen en amfibieën hebben hetzelfde bouwplan.

A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Tijdens de reactietijd
blijft de snelheid constant.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Waarvan is de remweg van een voertuig afhankelijk?
A
je leeftijd
B
het profiel op de banden
C
het soort wegdek
D
medicijnen, alcohol of drugs

Slide 19 - Quizvraag

Een naderende auto heeft een snelheid van 12 m/s.
De automobilist reageert direct.
De reactietijd van de automobilist is 1,5 s. De remweg is 10 m.
Wat is de stopafstand van deze auto?

A
22 m
B
10 m
C
28 m
D
12 m

Slide 20 - Quizvraag