maandag 16-10-2023

maandag 16-10-2023
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolISKvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

maandag 16-10-2023

Slide 1 - Tekstslide

Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Thema 5: eten

Slide 3 - Tekstslide

De doelen van de thema

Wat oefen je?
Je vult een schema in, je zoekt woorden op en praat over wat je eet.
Je schrijft en bespreekt een eet plan voor een sporter.
Je praat en schrijft over gezond eten; je schrijft een advies.
Je schrijft je mening op; je praat over jouw mening en de mening van een ander.
Je bedenkt een reclame en houdt een presentatie.
Je schrijft een recept en kookt een maaltijd.

Slide 4 - Tekstslide

lekker eten 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Aan tafel, het eten is klaar!

Slide 7 - Tekstslide

dit eten kinderen in andere landen

Slide 8 - Tekstslide

Brazilië 

Slide 9 - Tekstslide

India

Slide 10 - Tekstslide

Senegal

Slide 11 - Tekstslide

Amerika

Slide 12 - Tekstslide

Maleisië 

Slide 13 - Tekstslide

Dubai

Slide 14 - Tekstslide

Italië 

Slide 15 - Tekstslide

rekenen les 9
09:15 - 10:10

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Pauze tot 10.30 uur.

Slide 19 - Tekstslide

Woordenschat

Slide 20 - Tekstslide

af en toe
  • soms 
  • zo nu en dan
  • een enkele keer
  • zin: Af en toe mogen wij op onze telefoon.
1

Slide 21 - Tekstslide

afvallen
  • lichter worden
  • dunner worden
  • ik val af - wij vallen af
  • zin: Ik ben te dik. Ik moet nu afvallen.
2

Slide 22 - Tekstslide

alle
  • iedereen
  • allemaal
  • alles
  • zin: Alle leerlingen zijn op school
  • zin:  Breng alle laptops naar de laptopkast.
3

Slide 23 - Tekstslide

de appel
  • groeit aan een boom
  • fruit
  • hard en rond
  • de appel - de appels
  • zin: Ik eet elke dag een appel.
  • zin: Appels zijn gezond.
4

Slide 24 - Tekstslide

het appelsap
  • sap van appels
  • zin: Ik drink appelsap.
  • zin: Ik vind appelsap heel lekker. 
5

Slide 25 - Tekstslide

de banaan
  • een soort fruit
  • de banaan is krom en geel
  • de banaan - de bananen
  • zin: Ik eet een banaan.
  • zin: Bananen groeien in warme landen.
6

Slide 26 - Tekstslide

Wat betekent het woord:
af en toe?
1
A
Zo nu en dan
B
altijd
C
nooit
D
stoppen

Slide 27 - Quizvraag

Deze man is te zwaar.
De dokter zegt:
"Je moet ........................"
2
A
afvallen
B
afspreken
C
afgeven
D
afbakken

Slide 28 - Quizvraag

............... leerlingen gaan naar huis.

Ik ga ................. appels opeten.

3
A
Alle fruit
B
Alle drinken
C
Alle afvallen
D
Alle alle

Slide 29 - Quizvraag

Waar zitten geen appels in?
4
A
B
C
D

Slide 30 - Quizvraag

Waar zie jij:
appelsap
5
A
B
C
D

Slide 31 - Quizvraag

Welk woord?

nbanan
timer
0:20
6
A
banana
B
banaan
C
banan
D
benan

Slide 32 - Quizvraag

Wat is allemaal fruit?
A
appel, peer, lego, banaan
B
banaan, euro, peer, appel
C
peer, druiven, banaan, melk
D
banaan, peer, druiven, appels

Slide 33 - Quizvraag

Een banaan groeit aan een
A
boom, aan een trui
B
plant, aan een tros
C
grond, aan een trui
D
boom, aan een tros

Slide 34 - Quizvraag

Kies een vraag en geef antwoord.
> Ik eet een appel omdat.........
> Ik eet GEEN appel omdat ...........

Slide 35 - Open vraag

Wat is appelsap?
A
appels die oud zijn
B
sappen van de boom
C
sap van de appel
D
gevallen appels

Slide 36 - Quizvraag

Werkwoord: afvallen
Wat is goed?
A
ik valt af, jij val af, hij/zij vallen af, wij vallen af
B
ik val af, jij valt, hij/zij valt af, wij vallen af
C
ik val af, jij valt af, hij/zij vallen af, wij vallen af
D
ik val af, jij vallen af, hij/zij vallen af, wij vallen

Slide 37 - Quizvraag

A) ............... leerlingen gaan naar huis.
B) Ik ga ................. appels opeten.
C) Ik eet elke dag een stuk ................
D) Een ...................... groeit aan een boom.
A
A) alle B ) fruit C) schrift D ) appel
B
A ) alle B ) gisteren C ) appel D ) kopje
C
A ) nu B ) alle C ) fruit D ) mens
D
A ) alle B ) alle C ) fruit D ) banaan

Slide 38 - Quizvraag

Wat betekent het woord:
afvallen

Slide 39 - Open vraag

Wat betekent het woord : alle
A
iedereen
B
allemaal
C
alles
D
naam

Slide 40 - Quizvraag

3 voorbeelden van fruit

Slide 41 - Woordweb

Het meervoud van:
appel
appelsap
A
apels, apelsapen
B
apels, appelsappen
C
appels, appelsapen
D
appels, appelsappen

Slide 42 - Quizvraag

En de baas zegt: Maar ja, ik heb ......................
A
geen eten
B
10 bananen
C
geen baan
D
geen bananen

Slide 43 - Quizvraag