Wetenschaps- en Argumentatieleer "Meten"

"Meten"
Patrick  van den Boogaard, Viraj Ramsaransing
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeWOStudiejaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

"Meten"
Patrick  van den Boogaard, Viraj Ramsaransing

Slide 1 - Tekstslide

A2
Een ding met een lengte van 2x inch
heeft/is/kan twee keer zoveel ... als een ding met een lengte van x inch’ waar is, maar ‘Een ding met
een lengte van 2x dinch heeft/is/kan twee keer zoveel ... als een ding met een lengte van x dinch

Slide 2 - Woordweb

Wat betekent het praktisch als we met de Ellislengte moeten gaan meten?
e.g. een tafel maken of een gebouw construeren. Hoe doen we wiskunde?
Maakt het uit als we met Ellislengte gaan rekenen?
A3

Slide 3 - Open vraag

Kun je aannemelijk maken dat Ellislengte op meer of verdergaande intuïties over de aard en 
eigenschappen van de fysische ruimte berust dan standaardlengte? En dat daarin een argument 
tegen Ellislengte schuilt?
A4

Slide 4 - Tekstslide

B1
Met welke temperatuurschalen ben je bekend, naast de Celsiusschaal?

Slide 5 - Woordweb

Een ratio schaal voor temperatuur is zonder meer de beste mogelijke of meest wenselijke schaal
B1
Eens
Oneens

Slide 6 - Poll

B2
Welke voorstellen acht je bruikbaar voor
wetenschappelijke doeleinden en noteer de namen

Slide 7 - Woordweb

Wil een temperatuur meting met kwik mogelijk zijn moet eerst worden aangetoond dat de uitzetting van kwik linear is met de temperatuur
B3
Eens
Oneens

Slide 8 - Poll

Niet alleen vloeistoffen zetten uit met het toenemen van de temperatuur, ook gassen doen dat. In de 17e en 18e eeuw experimenteerde fysici met beide in hun pogingen temperatuur kwantitatief gemeten te krijgen. De implicaties van het gebruik van een vloeistof- of een gasthermeter liepen echter nogal uiteen. De Fransman Amontons, die met een gasthermometer werkte, kwam bij extrapolatie uit op een temperatuur van 273 graden Celsius onder het smeltpunt van ijs als de temperatuur waarbij de druk van een hoeveelheid gas waarvan het volume constant is de waarde nul zou bereiken. Voor een kwikthermometer levert dezelfde extrapolatie echter de waarde van 5000 graden Celsius onder het smeltpunt van ijs op. 

Slide 9 - Tekstslide

Stel bijvoorbeeld dat Amontons niets had voorgesteld maar dat in plaats daarvan Celsius had voorgesteld dat –5000 graden het nulpunt van de temperatuurschaal moest zijn. Zou Celsius dan als de ‘bedenker’ van de absolute temperatuurschaal de geschiedenis zijn ingegaan?
B4
Eens
Oneens

Slide 10 - Poll

Welke overeenkomsten en verschillen zie je tussen de kelvinschaal voor absolute of thermodynamische temperatuur enerzijds en de meterschaal voor lengte, kilogramschaal voor gewicht en secondeschaal voor tijdsduur anderzijds?
B5

Slide 11 - Tekstslide

Pauze

Slide 12 - Tekstslide

B6
Kan je op een directe manier dichtheid/druk meten?

Slide 13 - Tekstslide

Welke verschillen zie je tussen de aldus vastgelegde meting van de kleur van vlakken op de 6- naams-schaal en de meting van prestaties op de 10-punts-schaal?
C1

Slide 14 - Tekstslide

Stel dat we de meting van kleur uitbreiden naar de situatie dat vlakken alle kleuren kunnen hebben die we uit het dagelijks leven kennen, maar dat we de zes primaire-kleurnamen als enig mogelijke meetwaarden handhaven. 
C2
Welke overeenkomsten en verschillen zie je nu nog tussen 
meting van de kleur van vlakken op de 6-naamsschaal en de meting van prestaties op de 10-punts-schaal
Zijn in deze situatie de verschillen die je bij vraag 1 hebt gesignaleerd wellicht deels opgeheven?

Slide 15 - Tekstslide

Twee achterliggende ideeën geven vorm aan deze nieuwe 
schaal: (i) binnen het geheel van alle voldoende prestaties, van 2 tot 12, neemt de 
moeilijkheidsgraad van een verbetering lineair toe en (ii) het percentage van beoordeelde studenten dat tot die verbetering in staat is, is op zichzelf een indicator van de moeilijkheidsgraad om tot zo een verbetering te komen. 

Slide 16 - Tekstslide

Kan de Nederlandse 10-punts-schaal als een intervalschaal geïnterpreteerd worden volgens de principes die aan de huidige Deense schaal ten grondslag liggen?
C3
Ja
Nee

Slide 17 - Poll

Voor welke problemen ziet een beoordelaar zich geplaatst die de prestaties van een student volgens de Deense 7-punts-schaal wil ‘meten’?
C4

Slide 18 - Tekstslide

  • De 5-punts-schaal waarop iemand een positie ten opzichte van een stelling of bewering uitdrukt, met als waarden ‘zeer mee oneens, ‘mee oneens’, ‘neutraal’, ‘mee eens’, ‘zeer mee eens’.
  • De 6-, 8- of 10-punts-schaal waarop patiënten wordt gevraagd aan te geven hoe ernstig ze hun pijn ervaren, van ‘geen pijn’ (cijfer 0) tot ‘ergst denkbare pijn) (cijfer 6, 8 of 10).
  • De (meestal) 10-punts-schaal waarop respondenten wordt gevraagd aan te geven hun gelukkig ze zich voelen.
Welke overeenkomsten en verschillen zie je tussen deze Likert-schalen en de meting van de kwaliteit van prestaties? In het bijzonder is de vraag: wie meet hier wat?
C5

Slide 19 - Tekstslide

"De prestatie van deze student heeft de waarde ‘ruim voldoende’"
een descriptieve of een normatieve uitspraak
Normatief
Descriptief

Slide 20 - Poll

Bedankt voor jullie aandacht

Slide 21 - Tekstslide