Marketing les 6a

Steekproef
1 / 46
volgende
Slide 1: Woordweb
MarketingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Steekproef

Slide 1 - Woordweb

Slide 2 - Tekstslide

Marketing les 6

Slide 3 - Tekstslide

Steekproef
Onderzoeksdoelgroep (onderzoekspopulatie) =
Groep mensen of bedrijven waarover je in een marktonderzoek iets te weten wilt komen

Steekproef =
 selectie van mensen of bedrijven uit de onderzoeksdoelgroep/onderzoekspopulatie

Slide 4 - Tekstslide

Waarom gebruik je een steekproef bij een marktonderzoek?

Slide 5 - Open vraag

Waarom?
Je gebruikt een steekpoef omdat dit tijd en geld scheelt


Slide 6 - Tekstslide

Bij wat voor soort onderzoek zou je een steekproef gebruiken?
A
Kwantitatief onderzoek
B
Kwalitatief onderzoek

Slide 7 - Quizvraag

Eisen Steekproef:
  • Voldoende groot zijn
  • Willekeurig (A-select) getrokken
  • Goede afspiegeling vormen van onderzoekspopulatie (= Homogeen)

De grootte van de steekproef --> steekproefomvang


Homogene populatie --> vertoont min of meer hetzelfde gedrag m.b.t. het onderwerp waarnaar onderzoek wordt gedaan



Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Deskresearch =
Bestaande gegevens verzamelen en analyseren  -->  Datamining



Fieldresearch =
Gericht zoeken naar informatie in het “veld” (waar de onderzoeksgroep zich bevindt)

Onderzoeksinstrumenten:
  • Enquête
  • Interview
  • Groepsdiscussie
  • Observatie
  • Panel
  • Experiment

Slide 10 - Tekstslide

Soorten enquêtes
Respondenten = mensen die antwoord geven op de vragen

  • Face tot face (met CAPI) --> Computer Assisted Personal Interviewing

  • Telefonisch enquête (met CATI) -->  Computer Assisted Telephone Interviewing

  • CASI (Computer Assisted Self Interviewing) 

Slide 11 - Tekstslide

Soorten enquêtes
  • Enquête per post

  • Enquêtes met nieuwe technologieën   bijv.  eyetracker

  • Omnibusenquête --> verschillende klanten dragen de gezamenlijk de kosten onderzoek, ieder voegt eigen vragen toe aan lijst

  • Panelonderzoek --> dezelfde steekproefgroep regelmatig bevraagd
  • -->verloop gedrag meten.



Slide 12 - Tekstslide

Onderzoeks-
instrumenten
Diepte interview = gesprek tussen respondent en een interviewer waarbij men diep ingaat op een onderwerp

Slide 13 - Tekstslide

Mogelijkheden diepte interview
Gestructureerd persoonlijk interview --> vooraf opgestelde vragen in bepaalde volgorde


Half gestructureerde interview  -->  gebruikgemaakt van vooraf opgestelde vragen maar ook ruimte voor vrij gesprek


Ongestructureerd persoonlijk interview --> gesprekspunten als richtlijn voor enquêteur. Respondent zo vrij mogelijk antwoorden

Slide 14 - Tekstslide

Onderzoeksinstrumenten
Groepsdiscussie (focusgroep) = gesprek met meerdere personen over een bepaald onderwerp, met het doel marktonderzoeksvragen te beantwoorden. Onder leiding van een gespreksleider.

 

Observatie = kwantitatief of kwalitatief onderzoek waarbij men informatie krijgt door naar het gedrag van mensen te kijken

Bijvoorbeeld: Mystery shopper

Slide 15 - Tekstslide

Onderzoeksinstrumenten
Panel = vaste groep eenheden (personen/huishoudens/winkels etc)
 
Waarbij continu of met grote regelmaat onderzoek plaatsvindt mbt dezelfde variabelen. Zo kan men veranderingen in de tijd opsporen 


Experiment = een onderzoek waarbij men probeert te voorspellen wat er gebeurt als men bepaalde marketingvariabelen verandert, met als doel om de beste marketingbeslissing te nemen

Slide 16 - Tekstslide


Bij dit onderzoek wordt gekeken naar het effect op de omzet van 2 verschillende lay-out van een app
A
Groepsdiscussie
B
Panel
C
Experiment
D
Observatie

Slide 17 - Quizvraag

• Ideaal voor concept-testing
• Diepgang achterliggende motivaties
• Interactie tussen respondenten
• Brainstormen leidt tot nieuwe ideeën

A
Online Enquête
B
Groepsdiscussie
C
Mystery shopper
D
face to face enquête

Slide 18 - Quizvraag

• Snelle kostenefficiënte manier van onderzoek
• Respondenten bepaald zelf wanneer het hen uitkomt om deel te nemen'
• Er kan makkelijke gebruik worden gemaakt van multi-media toepassingen ( afbeeldingen, filmpjes, muziek etc)
• Gegevens zijn real-time inzichtelijk
• Geautomatiseerde follow-up acties mogelijk
A
Online Enquête
B
Groepsdiscussie
C
Mystery shopper
D
face to face enquête

Slide 19 - Quizvraag

• Vastleggen van feitelijke klantbeleving met zo'n klein mogelijke fout
• Objectief meetinstrument om het handelen van medewerkers vast te leggen
• Theoretisch doordachte instructie wordt getoetst in de werkelijke situatie
• Eventuele pijnpunten of procesverstoringen worden op deze manier helder in beeld gebracht

A
Online Enquête
B
Telefonische enquête
C
Mystery shopper
D
face to face enquête

Slide 20 - Quizvraag

• Interviewer kan respondenten helpen als iets niet duidelijk is voor de respondent
• Mogelijkheid tot doorvragen dus onderliggende motivaties kunnen worden achterhaald
• Non verbale communicatie kan worden geregistreerd
• Geluidsmateriaal kan handig worden gebruikt

A
Online Enquête
B
Telefonische enquête
C
Mystery shopper
D
face to face enquête

Slide 21 - Quizvraag

Belangrijk bij opstellen vragenlijst (enquête)
  • Begin met een uitnodigende zin
  • Introductie (waarom deze enquête)
  • Filtervragen (gewenste doelgroep)
  • Vragen over onderzoeksonderwerp
  • Vragen voor de statistiek (Naw, geslacht, leeftijd etc)
  • Mogelijkheid reactie respondent
  • Bedankje deelname

Slide 22 - Tekstslide

• Interviewer kan respondenten helpen als iets niet duidelijk is voor de respondent
• Mogelijkheid tot doorvragen dus onderliggende motivaties kunnen worden achterhaald
• Relatief snelle manier van onderzoek
• Het interview is af te nemen op een moment dat het de respondent het beste uitkomt

A
Online Enquête
B
Telefonische enquête
C
Mystery shopper
D
face to face enquête

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Link

Vragen formuleren
Open vragen = vraag waarop de respondent allerlei antwoorden kan geven.  -->  Kwalitatief onderzoek


Gesloten vraag = vraag met vooraf gestructureerde antwoordcategorieën en heeft een afgebakend aantal antwoord mogelijkheden --> kwantitatief onderzoek

Slide 25 - Tekstslide

Slecht geformuleerde vragen
Suggestieve vragen = een sturende vraag die een respondent een bepaalde kant op leidt

Dubbele vragen = vragen die op meerdere onderwerpen tegelijk ingaan

Negatieve vragen = vragen die een ontkenning bevatten


 

Slide 26 - Tekstslide

Slecht geformuleerde vragen
Sociaal wenselijke antwoorden = mensen geven sociaal wenselijke antwoorden als ze een antwoord invullen dat aangeeft hoe het hoort ipv dat ze eerlijk invullen hoe de situatie is

Te moeilijke vragen = vragen waarin gebruik wordt gemaakt van vaktaal (jargon) en woorden of grammaticale constructies die de doelgroep slecht of slechts met veel moeite begrijpt
( zie boek blz 128 t/m 133)
 



Slide 27 - Tekstslide

Slecht geformuleerde vragen
Meerkeuze vragen (multiplechoice vragen)  = De respondent kiest voor één of meer opties binnen een aantal vooraf geformuleerde antwoorden


  •  Onjuiste antwoord categorieën
  • Onvoldoende antwoord categorieën

(Voorbeelden boek blz  128 t/m 133)



Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk blz 110 opgave 3

Slide 29 - Tekstslide

In het kennismakingsgesprek met het hoofd van de rugpoli hoort Marianne hoe de procedures zijn.
A
Primaire gegevens
B
Secundaire gegevens

Slide 30 - Quizvraag

De regionale krant plaatst een kritische ingezonden brief van een patiënt die ontevreden is over de rugpoli.
A
Primaire gegevens
B
Secundaire gegevens

Slide 31 - Quizvraag

In het blad Medisch Contact leest Marianne dat patiënten gemiddeld een 7,4 geven aan specialistische poli’s. Dat is hoger dan ziekenhuizen gemiddeld scoren
A
Primaire gegevens
B
Secundaire gegevens

Slide 32 - Quizvraag

Uit cijfers van het CBS blijkt dat er per jaar ongeveer 300.000 Nederlanders lijden aan rugklachten.
A
Primaire gegevens
B
Secundaire gegevens

Slide 33 - Quizvraag

Marianne neemt 250 enquêtes af bij patiënten op verschillende dagen en tijdstippen.
A
Primaire gegevens
B
Secundaire gegevens

Slide 34 - Quizvraag

Uit onderzoek van vorig jaar van het ziekenhuis blijkt dat de patiënten het ziekenhuis gemiddeld een 7,1 geven.
A
Primaire gegevens
B
Secundaire gegevens

Slide 35 - Quizvraag

Uit het afsprakenboek blijkt dat een arts gemiddeld vijfentwintig gesprekken per dag voert.
A
Primaire gegevens
B
Secundaire gegevens

Slide 36 - Quizvraag

Marianne voert diepte-interviews uit bij tien verschillende personeelsleden
A
Primaire gegevens
B
Secundaire gegevens

Slide 37 - Quizvraag

blz 108 opgave 20

Slide 38 - Tekstslide

blz 110 opgave 21
a. Kwalitatief onderzoek met groepsdiscussies. Het doel van dit onderzoek is inzicht te krijgen in de gevoelens, wensen en motieven van respondenten uit deze doelgroep. Ad hoc, het is een eenmalige vraag.

b. Een productevaluatietest en/of een concepttest. Het gaat erom dat ze nagaat hoe het product bevalt. Dit kan in eerste instantie met een kleinschalige opzet. Ad hoc, het is een eenmalige vraag.

Slide 39 - Tekstslide

blz 110 opgave 21
c. Dit is een distributieonderzoek.  Onderzoeksbureau Nielsen kan waarschijnlijk, tegen betaling, cijfers leveren die hier inzicht in geven. Het kan met een ad-hoc onderzoek, maar als de vraag vaker wordt gesteld, is een continu onderzoek beter.

d. Attitudeonderzoek. Dat moet kwantitatief zijn opgezet, zodat men de cijfers van periode tot periode kan vergelijken. Dit vraagt om continu onderzoek.

Slide 40 - Tekstslide

blz 110 opgave 21
e. Jari moet klanttevredenheidsonderzoek laten doen. Liefst een continu onderzoek, zodat hij de ontwikkelingen kan volgen. Natuurlijk moet dit kwantitatief zijn.

Slide 41 - Tekstslide

Vincent wil aardappelproducten exporteren naar Thailand. Noem 2 bronnen voor deskresearch

Slide 42 - Open vraag

Vincent wil aardappelproducten exporteren naar Thailand. Noem 2 bronnen voor deskresearch
Het ministerie van Economische Zaken, de databank van de Wereldbank. Aanvullend: hij doet er verstandig aan om naar artikelen in kranten en tijdschriften te zoeken over Thailand als land: cultuur, bevolking, zakendoen, enzovoort.

Slide 43 - Tekstslide

Noem 3 bronnen voor trends en ontwikkelingen in voetbal en andere groepssporten

Slide 44 - Open vraag

Noem 3 bronnen voor trends en ontwikkelingen in voetbal en andere groepssporten
Vakbladen voor mensen die zelf voetballen (dus niet over het voetbal als zodanig), de overkoepelende organisatie van de hobbyvoetballers (FIFA, sportbonden), artikelen in kranten en nieuwsmedia over hobbyvoetballers en verenigingen, het CBS heeft mogelijk cijfers over het aantal mensen dat sport in verenigingsverband, per sport en kan mogelijk informatie geven over hoe dit zich ontwikkelt.

Slide 45 - Tekstslide

Huiswerk voor donderdag
Boek: marktonderzoek

Blz 102 opgave 7 + 9
Blz 104 opgave 13
blz 164 opgave 11

Maken Casus Culturele voorzieningen  (Teams)

Slide 46 - Tekstslide