OB Spreekwoorden Quiz+opdracht

spreekwoorden 
en gezegdes
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

spreekwoorden 
en gezegdes

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
"Wat de boer niet kent dat....."
Vul aan.
Hoe noem je zulke uitspraken ook al weer?
Wat betekent bovenstaande uitspraak?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Welke spreekwoorden en gezegden herkende je?

Slide 4 - Open vraag

We gebruiken spreekwoorden en gezegden om iets duidelijk te maken in een soort woordgrapje.
We zeggen iets dat niet letterlijk bedoeld is, maar figuurlijk. 
bv: Een open deur intrappen. Dit kan niet letterlijk. Hier wordt bedoeld dat er onnodig moeite wordt gedaan.

Slide 5 - Tekstslide

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 6 - Tekstslide

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 7 - Tekstslide

Wat betekent "De hond in de pot vinden?"
A
Ik vind het eten vies
B
Thuis komen en alles is al op
C
Iets kwijt zijn en op gekke plaatsen zoeken
D
De hond in de pot is een recept uit China

Slide 8 - Quizvraag

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 9 - Tekstslide

Wat betekent "Je vingers erbij aflikken"
A
Streng op iemand letten
B
Honger hebben
C
Iets heel graag lusten
D
Niet weten hoe iets moet

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de betekenis van "Boontje komt om zijn loontje?"
A
Iemand wil meer geld
B
Hij wil alles zelf doen
C
Hij kan er niks aan doen
D
Eigen schuld, dikke bult

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent:
Het is weer koek en ei tussen hen.
A
Ze hebben ruzie
B
Ze gaan samen koken
C
Ze zijn verliefd
D
De ruzie is voorbij, ze zijn weer vrienden

Slide 13 - Quizvraag

Het zelf doen
Schijnheilig
In de war zijn
Heilig boontje

Slide 14 - Sleepvraag

Wat is komkommertijd?
A
Tijd voor een tussendoortje
B
Dan worden ze geoogst
C
Periode van weinig nieuws
D
In augustus als de komkommers goedkoper zijn

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een oogappel?
A
Favoriet/lieveling
B
Een blauw oog
C
Het kompres dat je op een blauw oog doet
D
Een appelsoort

Slide 16 - Quizvraag

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 17 - Quizvraag

Mijn broer krijgt de baard in de keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 18 - Quizvraag

Onkruid vergaat niet. 
Dat is hem een doorn in het oog.

De bloemetjes buiten zetten.
Als een donderslag bij heldere hemel. 
Slechte mensen leven doorgaans het langst
Dat stoort hem erg.
Veel plezier maken.
Een ongename verassing.

Slide 19 - Sleepvraag


Kies 2 spreekwoorden uit. In deze lessonup staat een site met heel veel spreekwoorden. Je mag er ook zelf één bedenken.  

  • Zoek de betekenis van het spreekwoord of de uitdrukking op. Maak gebruik van  het internet.                                                                                       
  • Maak een rebus met je gekozen spreekwoord of uitdrukking. 
  • Werk verder in je spreekwoordenboekje




 


Opdracht

Slide 20 - Tekstslide