In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Ga rustig zitten.
Heb je je laptop opgestart?
Is je telefoon uit en uit het zicht?
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel
Na deze lessen weet je:
wat spreekwoorden en gezegdes zijn en weet je de betekenis van de meeste spreekwoorden en gezegdes.
Slide 2 - Tekstslide
Planning van deze les
* uitleg
* vragen LessonUp
* opdrachten maken
Slide 3 - Tekstslide
spreekwoorden en gezegdes
Slide 4 - Tekstslide
Terugblik
"Wat de boer niet kent dat....."
Vul aan.
Hoe noem je zulke uitspraken ook al weer?
Wat betekent bovenstaande uitspraak?
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Welke spreekwoorden en gezegden herkende je?
Slide 7 - Open vraag
We gebruiken spreekwoorden en gezegden om iets duidelijk te maken in een soort woordgrapje.
We zeggen iets dat niet letterlijk bedoeld is, maar figuurlijk.
bv: Een open deur intrappen. Dit kan niet letterlijk. Hier wordt bedoeld dat er onnodig moeite wordt gedaan.
Slide 8 - Tekstslide
Kies 2 spreekwoorden uit. In deze lesson up staat een site met heel veel spreekwoorden. Je mag er ook zelf één bedenken. deze les staat bij het huiswerk voor donderdag.
Beeld deze spreekwoorden uit. Je kunt hiervoor lego/playmobil gebruiken. Of vraag een familielid om hulp, zodat jij iets kunt uitbeelden. Je mag het ook tekenen of plakken/knippen.
Maak een foto.
Lever 2 foto's in met het uitgewerkte spreekwoord. Schrijf de betekenis erbij.
Zoek de betekenis van het spreekwoord of de uitdrukking op.
Weet je de betekenis van een spreekwoord niet? Zoek het op! www.spreekwoord.nl
Klaar? Ga lezen uit je boek of een tijdschrift.
Opdracht
Slide 9 - Tekstslide
Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?
Slide 10 - Tekstslide
Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?
Slide 11 - Tekstslide
Wat betekent "De hond in de pot vinden?"
A
Ik vind het eten vies
B
Thuis komen en alles is al op
C
Iets kwijt zijn en op gekke plaatsen zoeken
D
De hond in de pot is een recept uit China
Slide 12 - Quizvraag
Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?
Slide 13 - Tekstslide
Wat betekent "Je vingers erbij aflikken"
A
Streng op iemand letten
B
Honger hebben
C
Iets heel graag lusten
D
Niet weten hoe iets moet
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Wat is de betekenis van "Boontje komt om zijn loontje?"
A
Iemand wil meer geld
B
Hij wil alles zelf doen
C
Hij kan er niks aan doen
D
Eigen schuld, dikke bult
Slide 16 - Quizvraag
Wat betekent: Het is weer koek en ei tussen hen.
A
Ze hebben ruzie
B
Ze gaan samen koken
C
Ze zijn verliefd
D
De ruzie is voorbij, ze zijn weer vrienden
Slide 17 - Quizvraag
Het zelf doen
Schijnheilig
In de war zijn
Heilig boontje
Slide 18 - Sleepvraag
Wat is komkommertijd?
A
Tijd voor een tussendoortje
B
Dan worden ze geoogst
C
Periode van weinig nieuws
D
In augustus als de komkommers goedkoper zijn
Slide 19 - Quizvraag
Wat is een oogappel?
A
Favoriet/lieveling
B
Een blauw oog
C
Het kompres dat je op een blauw oog doet
D
Een appelsoort
Slide 20 - Quizvraag
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 21 - Quizvraag
Mijn broer krijgt de baard in de keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 22 - Quizvraag
Onkruid vergaat niet.
Dat is hem een doorn in het oog.
De bloemetjes buiten zetten.
Als een donderslag bij heldere hemel.
Slechte mensen leven doorgaans het langst
Dat stoort hem erg.
Veel plezier maken.
Een ongename verassing.
Slide 23 - Sleepvraag
Zelfstandig werken
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Hoofdstuk 6, paragraaf 6.3 Woorden, opdracht 10, 11, 12, 13, 15, 16, 17. Maak Test jezelf.