In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Wat is een splitsbaar werkwoord?
Slide 5 - Woordweb
Aantekening: splitsbaar werkwoord
Het splitsbaar werkwoord is in een zin gesplitst in twee delen:
het voorvoegsel en het werkwoord.
Ze staan gescheiden in een zin, maar horen wel bij elkaar (werkwoordelijk gezegde).
voorbeelden:
aankleden
nazeggen
opeten
Slide 6 - Tekstslide
Splitsbaar werkwoord en voorzetsel
Als je de woorden in een zin gaat benoemen, moet je goed opletten bij splitsbare werkwoorden. Soms lijkt opeen voorzetsel, maar hoort het bij het werkwoord.
Kijk eerst onderstaande video voor meer uitleg.
Slide 7 - Tekstslide
Welk werkwoord kan je opsplitsen (en is dus een splitsbaar werkwoord)?
A
Verblijven
B
Nakijken
C
Voetballen
D
Tekenen
Slide 8 - Quizvraag
Is 'aan' een splitsbaar werkwoord (ww) of een voorzetsel (vz)? Zij trekt een leuk jurkje aan.
A
splitsbaar werkwoord (ww)
B
voorzetsel (vz)
Slide 9 - Quizvraag
Is 'aan' een splitsbaar werkwoord (ww) of een voorzetsel (vz)? Zij staat aan de rand van het meer.
A
splitsbaar werkwoord (ww)
B
voorzetsel (vz)
Slide 10 - Quizvraag
TL: uitleg bijwoordelijke bepaling
Ik geef morgen een bos bloemen aan mijn oma.
Verdeel deze zin in zinsdelen: pv, ond, wwg, lv, mv, bwb