In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Inleveren boekenvlog!
Passend lezen --> dyslectische leerlingen
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Wat is een splitsbaar werkwoord?
Slide 6 - Woordweb
Voorbeelden
splitsbare werkwoorden
Slide 7 - Tekstslide
Aantekening: splitsbaar werkwoord
Het splitsbaar werkwoord is in een zin gesplitst in twee delen:
het voorvoegsel en het werkwoord.
Ze staan gescheiden in een zin, maar horen wel bij elkaar (werkwoordelijk gezegde).
voorbeelden:
aankleden : zij kleedt haar kind snel aan
nazeggen: hij zegt zijn moeder graag na
opeten: Eet je koek eens op!
Slide 8 - Tekstslide
Splitsbaar werkwoord en voorzetsel
Als je de woorden in een zin gaat benoemen, moet je goed opletten bij splitsbare werkwoorden. Soms lijkt opeen voorzetsel, maar hoort het bij het werkwoord.
Kijk eerst onderstaande video voor meer uitleg.
Slide 9 - Tekstslide
Welk werkwoord kan je opsplitsen (en is dus een splitsbaar werkwoord)?
A
Verblijven
B
Nakijken
C
Voetballen
D
Tekenen
Slide 10 - Quizvraag
Is 'aan' een splitsbaar werkwoord (ww) of een voorzetsel (vz)? Zij trekt een leuk jurkje aan.
A
splitsbaar werkwoord (ww)
B
voorzetsel (vz)
Slide 11 - Quizvraag
In deze zin staat een splitsbaar werkwoord.
Ik teken de prachtige bloemen na.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Is 'aan' een splitsbaar werkwoord (ww) of een voorzetsel (vz)? Zij staat aan de rand van het meer.