07. Thema 5.4 De evolutietheorie (1) 22-5

Thema 5:
Erfelijkheid en evolutie
BK Basisstof 6 / KGT Basisstof 4: 
De evolutietheorie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 5:
Erfelijkheid en evolutie
BK Basisstof 6 / KGT Basisstof 4: 
De evolutietheorie

Slide 1 - Tekstslide

Maken Thema 1:

Vandaag
Instructie § 5.6
Aan de slag § 5.6
 Niet af? Huiswerk

Instructie § 5.4
Aan de slag § 5.4
 Niet af? Huiswerk

BK
KGT

Slide 2 - Tekstslide

Doel: Evolutietheorie
Je kunt de evolutietheorie beschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Evolutie
- Bestaan miljoenen organismen
- Biologen: levensvormen zijn ontstaan en veranderd

De ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen, wordt evolutie genoemd.


Slide 4 - Tekstslide

De evolutietheorie
De theorie is niet te bewijzen. 
Er zijn wel veel feiten/bewijzen gevonden die de theorie ondersteunen/geloofwaardiger maken. 




   
-  Door de natuurlijke selectie veranderen soorten steeds.
   Er ontstaan nieuwe soorten en er verdwijnen weer soorten van      
  

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Hoe werkt nu die evolutietheorie dan?
- Variatie van genotype: 
Door geslachtelijke voortplanting, zo ontstaan er nieuwe genotypen. 
Ook door mutaties kan er variatie in genotypen ontstaan. 
-> Dit kan soms leiden tot nieuwe fenotypen

 


Slide 7 - Tekstslide

Hoe werkt nu die evolutietheorie dan?
- Natuurlijke selectie: Organismen die gezond en sterk zijn en een goede schutkleur hebben, hebben de grootste kans om in leven te blijven.

- Sommige organismen krijgen heel veel nakomelingen.
- Die blijven niet allemaal in leven; ze worden opgegeten omdat 
ze bv geen goede schutkleur hebben of gaan dood omdat ze een
zwakke gezondheid hebben.  Dus niet alle nakomelingen hebben
een even grote overlevingskans.

Een organisme dat ziek is of opvalt, krijgt waarschijnlijk weinig tot geen nakomelingen. 
Het ongunstige genotype en/of fenotype wordt zo niet doorgegeven.   




Slide 8 - Tekstslide

Hoe werkt nu die evolutietheorie dan?
- Aanpassingen aan milieu: 
Organismen die goed zijn aangepast aan hun omgeving (milieu) hebben een grotere overlevingskans en krijgen daardoor meer nakomelingen... 
Die blijven ook vaker in leven gaan zich dan ook 
weer voortplanten. Zo blijft die soort voortbestaan.

Een dier dat slecht aangepast is aan het milieu, krijgt 
waarschijnlijk weinig tot geen nakomelingen. Het ongunstige 
genotype wordt zo niet doorgegeven.   



Slide 9 - Tekstslide

Hoe werkt nu die evolutietheorie dan?
- Het ontstaan van nieuwe soorten:
Het is belangrijk dat bij een soort veel verschillende feno- en genotypen voorkomen. Dit vergroot de overlevingskans bij veranderingen in omstandigheden. De kans is groot dat er dan organismen (van die soort) zijn die wel de juiste eigenschappen hebben voor die nieuwe omstandigheden. 

-verandering van klimaat -> soort verandert 
-Mutatie of geslachtelijke voortplanting -> nieuwe vorm/ras, tegelijk met de bestaande vorm
-Isolatie -> Als 2 verschillende vormen van een soort van elkaar gescheiden raken noem je dat isolatie. Dit kan bijvoorbeeld komen door een rivier, een zee, ijs, bergen of een woestijn.

De vormen zullen dan steeds meer van elkaar gaan verschillen omdat ze zich apart van elkaar, gedurende lange tijd, aanpassen aan hun omgeving. Zo ontstaan er twee verschillende soorten. Deze kunnen geen vruchtbare nakomelingen voortbrengen. 




Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

ontstaan nieuwe soorten (door isolatie)

Slide 12 - Tekstslide

Nieuwe soorten

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Isolatie
A
groepen organismen van dezelfde soort leven samen
B
groepen organismen van verschillende soorten leven samen
C
groepen organismen van dezelfde soort trekken naar elkaar toe
D
groepen organismen van dezelfde soort raken van elkaar gescheiden

Slide 15 - Quizvraag

                                              De evolutietheorie gaat uit van:

1. variatie in        .................. 

2.      ......................             selectie

3. het       .....................           van nieuwe soorten en    ..........................       van soorten
Bij evolutie speelt ook  de     ..................................   in het genotype bij een soort een rol.
                        In elk soort komen in het genotype  ................................     verschillen voor. 

Soms is zo'n verschil handig om te ................................ 

ontstaan

natuurlijke

overleven

verandering

verdwijnen

genotype

toevallige

Slide 16 - Sleepvraag

Maken Thema 1:

Huiswerk
Maken 5.6: 1-7
+
Leren 5.1 + 5.2 + 5.3 + 5.6
Maken § 5.4: 1-9+
+
Leren 5.1 + 5.2 + 5.3 + 5.4
BK
KGT

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide