Toets ouder worden begrijp je dat?

Ziektebeelden in de ouderenzorg
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ziektebeelden in de ouderenzorg

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer heb je diabetes?
A
als je teveel suiker eet
B
als je te veel insuline maakt
C
als je te weinig insuline aanmaakt
D
als je lever niet werkt

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is waar?
A
insuline wordt gemaakt in de lever
B
insuline is een hormoon
C
insuline zorgt voor genoeg suiker in je bloed
D
insuline is suiker

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is een hypo(glycaemie)
A
te lage bloedsuiker
B
te hoge bloedsuiker
C
te hoog zoutgehalte in je bloed
D
als je chagrijnig bent

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke symptomen treden doorgaans op bij diabetes?
A
Dorst, veel plassen, slechte wondgenezing en spasmen
B
Spasmen, veel plassen, slechte wondgenezing en oogklachten.
C
Dorst, veel plassen, slechte wondgenezing en oogklachten.
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meest voorkomende vorm van dementie
A
Vasculaire dementie
B
Lewy-body-dementie
C
Frontotemporale dementie
D
Alzheimer

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ziekte van Alzheimer
Vasculaire dementie

Lewy Body dementie
Fronto-temporale dementie
 (ziekte van Pick)
Op verschillende plaatsen in de hersenen is de bloedvoorziening verstoord
Bij deze vorm van dementie ontstaat doordat hersencellen in de frontaalkwab (gedragsgebied) en de temporaalkwab (taalgebied) afsterven
De cellen in bepaalde delen van de hersenen functioneren niet meer door ophoping van eiwitten
Hoopjes eiwitten  ontstaan in de zenuwcellen van je hersenen. , heeft kenmerken van  Parkinson en Alzheimer

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afasie is een symptoom van dementie, wat is dat?
A
dat je niks kan onthouden
B
dat je moeilijker beweegt
C
dat je moeilijk de goede woorden kan vinden
D
dat je onrustig bent

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

dementie is een progressieve ziekte, wat betekent dit?

A
het is een milde ziekte
B
het is kortdurend
C
het is te genezen
D
het wordt steeds erger

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem minimaal 5 symptomen van dementie

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke hersenfunctie gaat bij dementie als eerst achteruit?
A
Het korte termijngeheugen
B
Het lange termijn geheugen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem 3 verschillende soorten van CVA

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat geeft een risico op een CVA?
A
roken
B
stress
C
overgewicht
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je een CVA?
A
hoofdpijn
B
scheve mond
C
alle drie zijn juist
D
dubbel zien

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een herseninfarct kan je medicijnen geven. Hoe heet deze medicijngroep?
A
pijnstillers
B
bloedverdunners
C
laxeermiddelen
D
maagtabletten

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het begrip multimorbiditeit?
A
Een ouderdomsziekte die het bewegen vermoeilijkt.
B
Het gebruik van meerdere medicijnen
C
Een zeer ernstige vorm van overgewicht
D
Het hebben van twee of meer ziekten tegelijkertijd.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is polyfarmacie?
A
Het chronisch gebruik van vijf of meer geneesmiddelen
B
Steeds meer van eenzelfde medicijn nodig hebben
C
Een medicijntherapie niet volhouden
D
gedrag dat ontstaat door medicatie-gebruik

Slide 17 - Quizvraag

Ouderen hebben vaak verschillende ziekten tegelijk en gebruiken daarvoor meerdere medicijnen. Als een patiënt gedurende langere tijd vijf of meer verschillende soorten geneesmiddelen tegelijk gebruikt, heet dat polyfarmacie. Polyfarmacie kan bij ouderen voor problemen zorgen. Sommige medicijnen of zelfzorgmiddelen kunnen elkaar tegenwerken of te veel versterken. Daarnaast zijn ouderen extra gevoelig voor de schadelijke effecten van medicijnen, onder andere omdat de nieren steeds minder goed werken. Het risico op interacties en bijwerkingen is groter als verschillende artsen geneesmiddelen voorschrijven en niet van elkaar weten welke medicijnen ze geven.
Hartfalen: wat is geen veelvoorkomend symptoom van hartfalen?
A
vermoeidheid
B
kortademigheid
C
halfzijdige verlamming
D
vocht vasthouden

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er bij hartfalen?
A
Het hart pompt te weinig uit
B
Een klep van het hart werkt niet goed
C
Het hart pomp teveel uit
D
Het hart kent ritmestoornissen.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kan een zorgvrager hartfalen voorkomen?
A
Ja, dit kan volledig voorkomen worden.
B
Nee, het risico kan wel verminderd worden door naleven leefregels.
C
Nee, er kan niks worden gedaan om het risico te verkleinen.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

COPD betekent
A
Chronic Obesitas Pulmonary Disorder
B
Chronic Obstructive Pulmonary Disease
C
Chronic Open Pulmonary Disease
D
Chronic Open Pulmonary Disease

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is COPD?
A
Een verzamelnaam voor de ziektes: longemfyseem en bronchitis
B
Een soort astma
C
Een chronische aandoening van de luchtpijp
D
Een bloedprop in de longen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn oorzaken van COPD?
A
roken
B
erfelijkheid
C
luchtvervuiling
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen symptoom van COPD
A
niezen
B
hoesten
C
moe
D
kortademig

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies