infusie / transfusie

infusie / transfusie
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

infusie / transfusie

Slide 1 - Tekstslide

inhoud
zwemmen
blooket
bloedgroepen

Slide 2 - Tekstslide

duidelijkheid over de afspraken?
transfusie: louise, jon en naomy
maagspoeling: hannelore, valeria en djemily
stoma irrigeren: Jelmer, Geraldine, Benthe
Thorax: Nees, Indy, Elise
Hielprik: Isa, Esmee, Aimee
Darmspoeling: Myrthe, Duco

Slide 3 - Tekstslide

beantwoord de volgende vragen
benoem de transfusie reacties
waarom moet er een Nacl lijn stand by zijn?
welke controles voer je uit?

Slide 4 - Tekstslide

blooket
ga naar blooket.com

Slide 5 - Tekstslide

Je hart pompt per dag ... liter
bloed rond.
A
5
B
5000
C
7000
D
11.000

Slide 6 - Quizvraag

Zuurstof wordt door het lichaam vervoerd door...
A
Rode bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplasma

Slide 7 - Quizvraag


Bloedplasma bestaat uit...
A
Water en zout
B
Water en opgeloste stoffen
C
Water, zout, eiwitten en opgeloste stoffen
D
Water, zout en eiwitten

Slide 8 - Quizvraag


Er vormt een korst op een wond door...
A
Bloedplasma
B
Bloedplaatjes
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 9 - Quizvraag

Welke twee bestanddelen van bloed heb je nodig om bloed te laten stollen?
A
Bloedplaatjes en hemoglobine
B
Rode bloedcellen en fibrinogeen
C
Bloedplaatjes en fibrinogeen
D
Bloedplasma en fibrinogeen

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn de genummerde delen in de afbeelding?
A
1 antistof 2 ziekteverwekker 3 antigeen
B
1 antigeen 2 ziekteverwekker 3 antistof
C
1 ziekteverwekker 2 antistof 3 antigeen
D
1 antigeen 2 antistof 3 ziekteverwekker

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Bloedgroepen en bloedtransfusies

Slide 13 - Tekstslide

Antigenen op de bloedcellen
Op je rode bloedcellen zitten antigenen, die noem je ook wel bloedfactoren.

Afhankelijk van welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten heb je een bepaalde bloedgroep.



Slide 14 - Tekstslide

Antistoffen in het bloed
Elke bloedgroep heeft de antistoffen in het bloed tegen de antigenen die er niet zijn. Dit is aangeboren.




Slide 15 - Tekstslide

Bloedgroep A
Bloedgroep A heeft antigen A op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof B

Slide 16 - Tekstslide

Bloedgroep B
Bloedgroep B heeft antigen B op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof A

Slide 17 - Tekstslide

Bloedgroep AB
Bloedgroep AB heeft antigen A en B op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit geen antistoffen

Slide 18 - Tekstslide

Bloedgroep 0
Bloedgroep 0 heeft geen antigenen op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof A en B

Slide 19 - Tekstslide

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigen A
Antigen B
Antigen A en antigen B
Geen antigenen

Slide 20 - Sleepvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 21 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antistoffen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 22 - Quizvraag

Aan welke bloedgroep kan O geven
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 23 - Quizvraag

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 24 - Quizvraag

Klontering agglutinatie
Als je antiB en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.


Het effect van de klontering 
kun je gebruiken om de
bloedgroep van iemand te bepalen.




Slide 25 - Tekstslide

Resusfactor

Slide 26 - Tekstslide

De rhesusfactor (Rh) is een eiwit dat op de oppervlakte van de rode bloedcellen kan zitten en daarmee je bloedgroep bepaalt.

Als de rhesusfactor op je rode bloedcellen zit, ben je rhesus positief. Dit is het geval bij 85% van de mensen. Als de factor ontbreekt, ben je rhesus negatief. Dit is bij de andere 15% van de mensen het geval. 

Of je Rh-positief of Rh-negatief bent, is erfelijk bepaald. In jouw DNA zit één kopie van de rhesusfactor-genen van je moeder en één kopie van je vader. Samen bepaalt dat welke rhesusfactor jij krijgt.


Slide 27 - Tekstslide

Als je Rhesus-negatief bent als moeder en je kind Rhesus-positief is, krijg je een injectie met anti-D-antistoffen. Deze injectie wordt gegeven in week 30 van de zwangerschap en na de bevalling, als het kind Rhesus-positief blijkt te zijn. De injectie voorkomt dat je antistoffen tegen het bloed van je kind gaat maken, die in een volgende zwangerschap problemen kunnen veroorzaken. 

Slide 28 - Tekstslide

spel AB0 rhesus
twee groepen
donoren en ontvangers
zorg dat jullie niet agglutineren!!!!

Slide 29 - Tekstslide

zoek uit
wat zijn de transfusiereacties die je kunt krijgen.
leg uit wat ze betekenen en hoe ze ontstaan

Slide 30 - Tekstslide

Maak een Blooket voor volgende week

drie mensen

over de inhoud van deze les + twee vragen over de bloedsomloop

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide