HO 1.4 Afronden van getallen

HO 1.4 Afronden van getallen
In dit hoofdstuk leer je wiskunde taal begrijpen en gebruiken.
* afrondingsregels
* Cashbetalingen afronden
* zinvol afronden

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeSecundair onderwijs

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

HO 1.4 Afronden van getallen
In dit hoofdstuk leer je wiskunde taal begrijpen en gebruiken.
* afrondingsregels
* Cashbetalingen afronden
* zinvol afronden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom?
Je kunt afronden op hele getallen of decimalen
* sneller uit te spreken
* sneller rekenen en schatten
* te veel cijfers achter de komma zijn weinig zinvol

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden ronde getallen deel 1
In een krant staat "Sponsorloop brengt 12 000 euro op." Dit hoeft niet precies 12 000 euro te zijn. Het kan ook € 12 114 zijn. Soms is het makkelijk om ronde getallen te gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

moeilijk betaalbaar
Makkelijker in te schatten bij aankoop meerdere stuks

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOE? Rond ik 1,75 af naar 1 of 2?
A
1
B
2

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

afronden naar 
beneden. (.. ,0)
vb:
6,2 rond je af op 6,0.
afronden naar 
het volgende hele getal.
vb:
6,5 rond je af op 7,0.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden op eenheid:
15,49 wordt
A
16
B
15
C
15,5
D
15,4

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kan afronden op elke rang van het getal.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden op eenheid voorbeelden p12

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

afronden op 1 decimaal

86,73
A
86
B
87
C
86,7
D
86,8

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

afronden op 2 decimalen:
4,56734
A
4,56
B
4,6
C
4,567
D
4,57

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je het getal 87,3526118 afrond op 3 decimalen dan wordt het
A
87,3
B
87,4
C
87,352
D
87,353

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden ronde getallen 
Afronden grote getallen:
  • Afronden op bv. duizendtallen -> alles achter het duizendtal wordt 0.
  • Nieuwe getal eindigt op 3 nullen.
  • Kijk naar het cijfer van de honderdtallen en rond af naar boven of onder.
  • Dit geldt natuurlijk ook voor afronden op honderdtallen (2 nullen), tientallen  (1 nul) etc. .


Voorbeeld:
Rond 3 785 263 af op duizendtallen.
1. Kijk naar de honderdtallen -> 2.
2. 2 is kleiner dan 5, dus afronden naar beneden -> 3 785 000

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden afronden gehele getallen  p13

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rond 478 126 af op tienduizendtallen
Denk aan de spaties!

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond 1432 af op honderdtallen
Denk aan de spaties!

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de winkel, bij cash betalingen, zit het afronden net iets anders in elkaar.
Hoeveel moet je betalen als het bedrag € 10,12 is?
A
€ 10
B
€11
C
€ 10,10
D
€ 10,15

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel moet je betalen (cash) als het bedrag € 37,41 is?
A
€ 37,40
B
€ 37,45
C
€ 37
D
€ 38

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel moet je betalen (cash) als het bedrag € 25,24 is?
A
€ 25,20
B
€ 25
C
€ 25,50
D
€ 25,25

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 1 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinvol afronden
120 leerlingen gaan op schoolkamp.
In elke bus passen 50 leerlingen.
Hoeveel bussen zijn er nodig?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 2 0 : 5 0 = 2 , 4

Maar...

Je kunt niet 2,4 bussen huren.
2,4 ligt tussen 2 en 3.
in 2 bussen passen niet alle leerlingen,
dus... er zijn 3 bussen nodig.
Tekst
Oefening  1 en 2

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met getallen kunnen je rekenen. Hoe noem je de bewerking bij de berekening 2+2 = 4 ?
A
Optelling
B
Aftrekking
C
Vermenigvuldiging
D
Deling

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met getallen kunnen je rekenen. Hoe noem je het resultaat 4 van de berekening 2+2 = 4 ?
A
Som
B
Product
C
Verschil
D
Quotiënt

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met getallen kunnen je rekenen. Hoe noem je de bewerking bij de berekening 8 - 6 = 2 ?
A
Optelling
B
Aftrekking
C
Vermenigvuldiging
D
Deling

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met getallen kunnen je rekenen. Hoe noem je het resultaat 2 van de berekening 8 - 6 = 2 ?
A
Som
B
Product
C
Verschil
D
Quotiënt

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schat het antwoord:

2521 - 498 ≈
A
1500
B
2000
C
750
D
1900

Slide 31 - Quizvraag

Rond de getallen af: 2500 - 500 is makkelijk uit te rekenen.
Is schatten hetzelfde als gokken?
A
Ja, want het is hetzelfde
B
ja, want bij beide is het niet nauwkeurig
C
Nee , want bij schatten moet je ook rekenen
D
Nee, want bij gokken moet je rekenen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Tom heeft 123 stickers en krijgt er nog 456 bij. Hoeveel stickers heeft hij in totaal?

Slide 33 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Oplossing
123 + 456 => tel afzonderlijk de honderdtallen, tientallen en de eenheden op
1 + 4  = 5
2 + 5 = 7
3 + 6 = 9  dus het antwoord is 579

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oplossing
123 + 456 => splits het 2de getal in stukjes
123 + 400 + 50 + 6 = 
523 + 50 + 6 = 
573 + 6 =
579

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Er zijn 15 appels en 36 peren in een mand. Hoeveel stukken fruit zijn er in totaal?

Slide 36 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Oplossing
15 + 36 => splits 
15 + 30 + 6 = 
35 + 6 =
35 + 5 + 1 = 
40 + 1  = 41

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies