Spelling H1 - Hoofdletters, leestekens en verkleinwoorden

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Wat weet je al?
  • Uitleg Spelling H1
  • Zelf aan de slag!



Slide 2 - Tekstslide

Voor we starten....
Noteer eerst het huiswerk in jouw Plenda.
Donderdag 28 oktober:
  • Spelling H1: opdr. 1, 2, 3, 5.
  • Leesboek mee!

Vrijdag 29 oktober:
  • Spelling H2: opdr. 1 t/m 4 en 6



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welke leestekens ken je al?

Slide 5 - Woordweb

Doelen van de les:
  • Ik kan hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens gebruiken.
  • Ik kan komma's gebruiken.
  • Ik kan verkleinwoorden correct spellen.

Slide 6 - Tekstslide

Startopdracht

Lees de onderstaande zinnen. Welke fouten zijn er gemaakt met de leestekens en de hoofdletters?

De boeren uit het Noorderland hebben tien vingers aan elke hand. Vijf en twintig aan handen en voeten.

Slide 7 - Tekstslide

Spelling H1: Hoofdletters
Wanneer gebruik je hoofdletters?
  • Aan het begin van een zin: Gisteren was ik op weg naar mijn oma.

  • Bij namen: Jens Verhoef, Limburg, Aldi, Kerkstraat, Ichthus
  • Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Amersfoortse, Frans, Noord-Brabantse.

NIET: dagen, maanden, seizoenen en windstreken
> woensdag, oktober, herfst, westen



Slide 8 - Tekstslide

Spelling H1: Leestekens
Wanneer gebruik je leestekens?
  • punt, uitroepteken, vraagteken: eind van de zin.
  • komma:
          > tussen twee persoonsvormen: Toen ik wegfietste,  
             zwaaide ik nog even naar mijn oma.
          > voor verbindingswoorden: Ik kom niet, omdat ik me niet                fit voel.

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdletter
Geen hoofdletter
voetbalclub
rebus
kerkstraat
ivoor
amerikaanse
maastricht
estland
elders
dinsdag
inhoud
arnhemmer
roda jc
najaar
anton
noorden
disney

Slide 10 - Sleepvraag

Spelling H1: Verkleinwoorden
Van een zelfstandig naamwoord (zn) kun je een verkleinwoord maken:

  • Zet er: -je, -kje, -pje, -tje of -etje achter.

  • Let op bij afkortingen (sms'je) en woorden die op een klinker eindigen (fotootje, colaatje, menuutje, hobby'tje, taxietje).

  • Woorden die op een korte klank eindigen, worden in het verkleinwoord soms lang: glas --> glaasje.

Slide 11 - Tekstslide

Maak van de volgende drie zelfstandige naamwoorden het verkleinwoord.

trein
radio
museum

Slide 12 - Open vraag

Maak van de volgende drie zelfstandige naamwoorden het verkleinwoord.

cd
verrassing
vent

Slide 13 - Open vraag


Ik snap het! Ik wil graag zelf aan de slag.
Ik wil graag opdrachten samen maken.

Slide 14 - Poll

Aan de slag!
Maak H1 Spelling: opdr. 1, 2, 3, 5. 
Je mag dit samen doen, maar overleg zachtjes.

Klaar? 
Maak de extra opdracht (4) of ga lezen in je leesboek.

Slide 15 - Tekstslide

Ik kan globaal en zoekend lezen om informatie uit een tekst te halen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Huiswerk
Donderdag 28 oktober:
Spelling H1: opdr. 1, 2, 3, 5.
Leesboek mee!

Vrijdag 29 oktober:
Spelling H2: opdr. 1 t/m 4 en 6



Slide 17 - Tekstslide