H1 spelling
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Maak een zin met twee persoonsvormen naast elkaar.
Slide 5 - Open vraag
Maak een zin met twee persoonsvormen naast elkaar.
Slide 6 - Open vraag
Maak een zin met een verbindingswoord: als, doordat, maar, want, omdat, nadat, terwijl, voordat, zodra, zodat.
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Maak de zin kloppend:
De boeren uit het Noorderland hebben tien vingers aan elke hand. Vijf en twintig aan handen en voeten.
De boeren uit het Noorderland hebben tien vingers aan elke hand. Vijf en twintig aan handen en voeten.
Slide 9 - Open vraag
Wanneer schrijf je een woord met een hoofdletter?
Slide 10 - Woordweb
Slide 11 - Tekstslide
voetbalclub
Zonder hoofdletter
Met hoofdletter
rebus
kerkstraat
ivoor
amerikaanse
maastricht
elders
estland
najaar
roda jc
dinsdag
anton
arnhemmer
inhoud
noorden
disney
Slide 12 - Sleepvraag
Slide 13 - Tekstslide
Ik weet wanneer ik een hoofdletter moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃
