Facilitaire dienstverlening

Facilitaire Dienstverlening
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 240 min

Onderdelen in deze les

Facilitaire Dienstverlening

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Facilitaire dienst

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Doel van de les
De leerling kan:
  • benoemen wat een facilitair medewerker doet en welke taken bij een facilitair medewerker horen
  • uitleggen welke eigenschappen je moet bezitten als je als facilitair medewerker aan de slag wilt
  • de was doen en de wasgoed op de juiste manier strijken
  • uitleggen wat ergonomisch werken is en je kunt dit laten zien tijdens praktijkopdrachten
  • kunt de veiligheid checken van bedrijfsruimten
  • een ruimte gereedmaken voor de ontvangst van gasten
  • schoonmaken volgens de HACCP-richtlijnen
  • de juiste soorten schoonmaakmiddelen en materialen kiezen om schoon te maken.
  • wat de taken zijn van de technische dienst binnen de facilitaire dienst


Slide 4 - Tekstslide

Deze doelen zijn verdeeld over de lessen.
Kennismaken met de facilitaire dienst

Bekijk de volgende filmpjes.

Die geven meer informatie over de werkplekken en taken van de facilitaire dienst.



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kennismakingsopdracht
Schrijf het volgende op:
  • Welke werkplekken zie je? (Waar zijn de leerlingen aan het werk, welke bedrijven?)
  • Welke taken worden er uitgevoerd?
  • Welke eigenschappen heb je nodig als je in de facilitaire dienst wil werken?

Maak vervolgens de opdracht die klaar voor je staat in Classroom!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Arbowet
  • Regelt de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de werknemer
  • Ergonomie kan hieraan een bijdrage leveren; het gaat om aanpassingen van de werkomstandigheden.
  • De werkomstandigheden moeten zodanig zijn dat de werknemer na het werk nog net zo gezond is als voor het werk.

Slide 10 - Tekstslide

In de Arbowet staan regels waaraan de werkgever zich moet houden. Op deze manier bewaakt de overheid de bedrijfsveiligheid. Bedrijfsveiligheid houdt in dat een bedrijf onderzoekt waar de risico’s liggen wat betreft brand of ongelukken. Het gaat hierbij om personeel en om gasten, klanten, cliënten of zorgvragers. De basisveiligheidsregels kom je overal tegen, zoals in de horeca, bij zorginstellingen en op scholen. De werkgever is verplicht om aan deze richtlijnen te voldoen.
Elk bedrijf is verplicht om een evacuatieplan te hebben. In zo’n plan leg je uit hoe mensen bij een calamiteit veilig het gebouw kunnen verlaten: de vluchtroute. In het plan vind je ook wat te doen bij een bedrijfsongeval. Je waarschuwt de bedrijfshulpverlener (BHV’er). Deze is daarvoor opgeleid en is bekwaam om EHBO toe te passen. Hiervoor moet ook altijd een bedrijfsverbandtrommel aanwezig zijn binnen een bedrijf. Daarnaast bekijkt de bedrijfshulpverlener of er nog een arts nodig is of de hulp van 112.
Opdracht: veiligheid school
Wat vindt jij over de veiligheid van onze school?

Schrijf een e-mail aan je docent met daarin een advies over de volgende punten:
  • Het aantal ontruimingsoefeningen dat je hebt meegemaakt in de jaren dat je nu op school zit.
  • Weet je wat je moet doen tijdens een ontruiming?
  • Zijn er genoeg vluchtroutes en nooduitgangen?
  • Zijn er genoeg verbandtrommels?
  • Zijn de verbandtrommels zichtbaar genoeg voor iedereen?
  • Is er een AED? Zo ja, is deze ook zichtbaar genoeg?










Slide 11 - Tekstslide

Als werknemer in een bedrijf heb je de plicht om onveilige situaties te melden bij je leidinggevende.
Je moet dus kritisch kijken naar alles wat er gedaan wordt in een bedrijf als het gaat om veiligheid.
Vandaag adviseer jij de school.

Let op dat je de mail goed begint en afsluit. Maak er een goed lopend e-mailtje van en som niet alleen de punten hierboven op.
Verzorgen van de was
Was voorbereiden:
  • vuile kleding of vuile linnengoed
  • droog wasgoed of nat wasgoed
  • bereiden wasgoed voor en controleer het voordat je gaat wassen 

Slide 12 - Tekstslide

Wasgoed sorteren begint eigenlijk al op het moment dat je vuile kleding of vuil linnengoed in de wasmand wilt doen. Het is belangrijk om het wasgoed in ieder geval meteen te scheiden in droog wasgoed en nat wasgoed.
Sommige zaken horen natuurlijk niet in een wasmachine, bijvoorbeeld: een kauwgum, geld of een smartphone. Een pen of stift in een borstzak kan voor lelijke inktvlekken zorgen of de wasmachine beschadigen. Daarom bereid je het wasgoed voor en controleer je het voordat het gewassen wordt.

Geef hierbij aandacht aan de volgende punten:
  • Controleer de zakken en maak ze leeg.
  • Controleer of er geen gespen of spelden aan wasgoed zitten die niet gewassen mogen worden of die schade aan het wasgoed of de wastrommel kunnen geven. Controleer ook of knopen goed vastzitten. Zet losse knopen vast of haal ze eraf.
  • Was kledingstukken binnenstebuiten. Dit voorkomt witte strepen in donkere kledingstukken bij gebruik van te veel wasmiddel.
  • Doe de ritsen dicht. Dit voorkomt beschadigingen.
  • Haal sokken uit elkaar.
  • Stroop mouwen af.
  • Vouw grote stukken, zoals platgoed, zigzaggend op. De stof zal daardoor minder kreuken en het goed gaat niet in een prop zitten.
  • Behandel vlekken of vuile kragen voor met een speciaal middel.
Verzorgen van de was
Wasgoed sorteren:
  • de kleur
  • de vuilgraad
  • de materialen of grondstof
  • de temperatuur op het etiket











Slide 13 - Tekstslide

Tips bij het sorteren van wasgoed:
  • Combineer de witte katoenen was niet met de witte synthetische was (bijvoorbeeld een bh), want de synthetische vezels zullen het vuil van de andere kledingstukken aantrekken en daardoor grauw worden.
  • Nieuwe, gekleurde kledingstukken moeten altijd enkele malen apart gewassen worden, liefst met de hand. Zij verliezen de overtollige kleurstoffen tijdens de eerste wasbeurten. Goed naspoelen met water en azijn.
  • Lees altijd het behandelingsetiket!
Verzorgen van de was
In alle textiel vind je twee etiketten: het samenstellingsetiket en het behandelingsetiket.

Op het behandelingsetiket vind je wasvoorschriften voor:
  • wassen
  • bleken
  • drogen
  • strijken
  • professionele reiniging

Bekijk het volgende filmpje voor de wassymbolen en de uitleg ervan!






Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Dit wassymbool betekent:
A
Handwas
B
Chemisch reinigen
C
Nat ophangen
D
Niet wassen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor welke was is dit wasmiddel?
A
Fijne was
B
Witte was
C
Donkere was
D
Bonte was

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit wassymbool betekent:
A
Geen bleekmiddel gebruiken
B
Hangend drogen
C
Niet drogen in droogtrommel
D
Niet wassen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De wasmachine
  • voorbereid en gesorteerd
  • het juiste wasmiddel
  • het juiste wasprogramma

Slide 19 - Tekstslide

Als de was voorbereid en gesorteerd is, kan de was de wasmachine in. Je moet dan nog het juiste wasmiddel en het juiste wasprogramma kiezen.
Het juiste wasmiddel kies je door te kijken naar de kleur en het materiaal van je wasgoed. Voor bijna iedere was is er een wasmiddel te vinden. Zo is er wasmiddel voor witte was, bonte was, donkere was, fijne was, wolwas, handwas en is er zelfs inweekmiddel om vlekken vooraf te verwijderen.
Om het wasgoed extra lekker te laten ruiken, wordt er vaak nog wasverzachter toegevoegd.
Het juiste wasprogramma kies je door goed op het etiket van het wasgoed te kijken. Op het etiket staat aangegeven op hoeveel graden het wasgoed gewassen mag worden. Hierop kies je dus ook je wasprogramma uit.
Opdracht: de was doen
Laat zien welk wasmiddel en wasprogramma jij uitkiest voor de volgende wasjes:

  • witte handdoeken
  • zwarte T-shirts met logo op de voorkant
  • sportkleding (gekleurd)
  • spijkerbroeken
  • wollen truien (gekleurd)


  1. Zoek afbeeldingen van het wasmiddel + wasprogramma per was
  2. Maak vervolgens een document en zet daarin per was de afbeeldingen
  3. Zorg voor een nauwkeurig en duidelijk overzicht






Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: strijken
De vrijwilligers die je hebt ingepland om te komen helpen op de beurs moeten bedrijfskleding krijgen. Jij hebt deze bedrijfskleding in een doos opgestuurd gekregen. De blouses die je uit de doos haalt, zijn helemaal gekreukt. Jij zal deze eerst moeten gaan strijken.


Check het stappenplan voor het strijken van een overhemd.

Strijk nu het overhemd. (Maak er een filmpje van als bewijs).

Slide 21 - Tekstslide

Als was uit de wasmachine komt, moet het eerst drogen. Drogen kun je op verschillende manieren doen: in de droger of aan de waslijn.

Is de was droog? Dan moet het de kast in. Voordat het de kast in gaat moet de was eerst opgevouwen worden of misschien wel gestreken worden.

Strijken zorgt ervoor dat het wasgoed kreukvrij is. Daarnaast zorgt strijken er ook voor dat het wasgoed wordt gedesinfecteerd.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schoonmaken

Op welke manier je vervolgens schoonmaakt, is afhankelijk van:
  • Het soort ruimte dat je moet schoonmaken
  • De aard van de vervuiling; droog vuil en losliggend vuil kun je het best droog verwijderen, aangehecht vuil moet je nat schoonmaken
  • Het vereiste reinigingsniveau; ruwschoon, huishoudelijk schoon, smetschoon





Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schoonmaken
Om het beste resultaat te bereiken bij schoonmaken moet je het juiste schoonmaakmiddel kiezen.

Schoonmaakmiddelen kun je indelen in vier groepen:

  • reinigingsmiddelen; voor het schoonmaken van materialen
  • onderhoudsmiddelen; zorgen ervoor dat materialen een beschermlaagje krijgen
  • desinfecteermiddelen; zorgen ervoor dat de meeste micro-organismen dood gaan
  • oplosmiddelen; voor het verwijderen van hardnekkig vuil



Slide 24 - Tekstslide

In bedrijven wordt professionele schoonmaakapparatuur en -materialen gebruikt om ruimtes schoon te maken. Bekende voorbeelden hiervan zijn de rolemmercombinatie en de materiaalwagen. Afhankelijk van de ruimte die je schoon moet maken, kies je het reinigingsniveau. Je kiest vervolgens je schoonmaakmiddelen en materialen uit. Je werkt volgens een speciaal schoonmaakplan, zodat je efficiënt te werk gaat.
Een ruimte inrichten
Eén van de taken van de facilitaire dienst is het inrichten van ruimtes. Dit onderdeel van de facilitaire dienst is onmisbaar. Dagelijks moeten er bij veel verschillende bedrijven ruimtes in orde worden gemaakt voor bijvoorbeeld een vergadering. De inrichting van een ruimte stem je af op het soort evenement dat in die ruimte plaats zal vinden.

Bekijk het filmpje hiernaast.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De technische dienst

In het volgende filmpje kun je zien wat de taken van een facilitair medewerker zijn binnen het Gerechtsgebouw. Zoals je zal zien, is er voor een facilitair medewerker veel te doen. Het is werk is erg afwisselend.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: checklist

Slide 29 - Tekstslide

Je organiseert een voorlichtingsbijeenkomst. De ruimte waarin je de voorlichtingsbijeenkomst houdt moet ingericht worden voor de 24 ouders. Maak een checklist van het meubilair, audiovisuele apparatuur en cateringzaken die nodig zijn voor deze bijeenkomst. De opdracht staat voor je klaar in Classroom.
Opdracht: vergadertafel

In het lokaal vindt er na de les een sectievergadering plaats. Jij moet een tafel in orde maken voor de vergadering.
Maak de tafel in orde en maak vervolgens een foto van het eindresultaat.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: koffie en thee serveren 
Voor de vergadering maak je kannen met koffie, thee en zorg je voor koekjes. Zorg er met je groepje voor dat je alle voorbereidingen treft:
  • Bedenk hoeveel kannen koffie en thee er gemaakt moeten worden;
  • Haal de kannen alvast en zet klaar;
  • Haal voldoende kopjes, suiker, melk, theezakjes, lepels en schaaltjes voor de koekjes;
  • Zet alles klaar op een verrijdbare kar;
  • Ga lekkere koekjes kopen of maak met je groepje zelf koekjes





Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot de volgende les!

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies