Ch1 pronouns

Chapter 1 pronouns
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Chapter 1 pronouns

Slide 1 - Tekstslide

Today ...
Vandaag leren we de "object & interrogative pronouns".

Doel: aan het eind van de les kun je de "pronouns" gebruiken zodat je een paar simpele zinnen over jezelf en anderen kunt schrijven. 

Slide 2 - Tekstslide

Subject pronouns
I
you
he
she
it
we
you
they
Possesive pronouns
my
yours
his
her
its
our
your
them

Slide 3 - Tekstslide

Listen and look at the blue & green words

Slide 4 - Tekstslide

Subject pronouns

persoonlijk voornaamwoord

aan het begin van de zin

meestal voor het werkwoord

onderwerpsvorm
Object pronouns

persoonlijk voornaamwoord

meestal aan einde van de zin

altijd na het hoofdwerkwoord

voorwerpsvorm




Slide 5 - Tekstslide

Subject pronouns
I
you
he
she
it
we
you
they
Object pronouns
me
you
him
her
it
us
you
them

Slide 6 - Tekstslide

Subject pronouns become ... the verb.
Object pronouns become ... the verb.
before
after

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

Exercise subject & object pronouns
Read the sentences and fill in the correct pronouns

Slide 9 - Tekstslide

Sheila is ... best friend.
A
I
B
my

Slide 10 - Quizvraag

I want to meet ...
A
her
B
she

Slide 11 - Quizvraag

... always friendly to ...
A
he & I
B
he & me
C
his & I
D
his & me

Slide 12 - Quizvraag

Show your hands so I can see ...
A
they
B
them

Slide 13 - Quizvraag

Where are my glasses?
You are wearing ...
A
it
B
them

Slide 14 - Quizvraag

He is buying flowers for Diana, because he is in love with ...
A
her
B
him

Slide 15 - Quizvraag

Wait for ...! We are going the same way.
A
us
B
them

Slide 16 - Quizvraag

What's the name of that shop again? I'm afraid I can't remember ...
A
it
B
her

Slide 17 - Quizvraag

Explanation interrogative pronouns
Interrogative pronouns > vragende voornaamwoorden

In het Engels worden vragende voornaamwoorden ook wel
"WH-question words" genoemd.
De meeste beginnen namelijk met een WH en 1 keer met een H!

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Explanation interrogative pronouns
"What" : bij keuzes met veel mogelijkheden
Bijvoorbeeld: What drink do you like the most?

"Which" : bij keuzes met maar een paar mogelijkheden
Bijvoorbeeld: Which drink do you like the most, Fanta or Sprite?

Slide 20 - Tekstslide

Exercise interrogative pronouns
Read the sentences and fill in the correct pronouns

Slide 21 - Tekstslide

timer
2:00
why
who
how
where
What

Slide 22 - Sleepvraag

Slide 23 - Tekstslide

Fill in the interrogative pronouns.

Slide 24 - Open vraag

Let's practise ...
Maak nu de opdrachten van I writing & grammar.
Bladzijde 68 t/m 71, opdracht 54 t/m 58.

Klaar? 
Slim stampen Grammar 2 en 3 
Slim stampen chapter 1 afmaken

Slide 25 - Tekstslide

Ik kan nu met de "pronouns" zinnen over mezelf en anderen schrijven.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
misschien

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide