1MH week 48 les één (online)

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

What are we going to do today?

- Who is here?
- What did we do in the previous lesson?
- Making negations
- Homework time!
- End of lesson

Slide 2 - Tekstslide

What was your homework?
Let's check all the homework you had to do in class!

Slide 3 - Tekstslide

Wat hebben we de vorige
les gedaan?

Slide 4 - Woordweb

Well done! We hebben vragen en ontkenningen leren maken. Hier gaan we nog kort over praten..

Slide 5 - Tekstslide

What does the English word ''question'' mean?
A
antwoord
B
vraag
C
optie
D
verzoek

Slide 6 - Quizvraag

Vraagzin maken
Meestal gebruik je een vorm van het werkwoord to do om een vraagzin te maken. Hoe je dat werkwoord vervoegt is als volgt:
I do
You do
He/she/it does
We do
You do
They do


Slide 7 - Tekstslide

Hoe vraag je het volgende in het EN:
Weet jij haar naam?

Slide 8 - Open vraag

Hoe vraag je het volgende in het EN:
Slaap jij hier?

Slide 9 - Open vraag

Vraagzin maken
In het Engels hebben we hulpwerkwoorden. Dit zijn de volgende woorden:

Can, could, shall, will, would, should, may, might en alle vormen van 'to be' (I am, you are, he/she/it/is, we are, you are, they are)

Slide 10 - Tekstslide

Vraagzin maken
Wanneer je zo'n hulpwerkwoord in de zin ziet staan, dan maak je geen zin met 'to do', maar dan draai je dit hulpwerkwoord om met het onderwerp in de zin:

I should eat more - Should I eat more?
I will talk to him soon - Will I talk to him soon?
She is a nice girl - Is she a nice girl?

Slide 11 - Tekstslide

Maak een vraagzin:
I should ask him to stay here

Slide 12 - Open vraag

Maak een vraagzin:
We shall not pass

Slide 13 - Open vraag

Maak een vraagzin:
My sister will never stop hugging me

Slide 14 - Open vraag

Questions
Wel een hulpwerkwoord
Geen hulpwerkwoord
Draai dit om met het onderwerp
Zet 'do' of 'does' aan het begin van de zin

Slide 15 - Tekstslide

Alright! Door naar grammatica onderdeel nummer 5. Deze staat op pagina 101 in je boek.

Slide 16 - Tekstslide

Negation betekent ontkenning.
Wat is een ontkenning?

Slide 17 - Open vraag

Negation: iets dat niet zo is
Een negation (ontkenning) gebruik je om te zeggen dat iets niet zo is. 
Je maakt een ontkenning door don't of doesn't voor het werkwoord te zetten. Je gebruikt doesn't bij he, she en it.

Voorbeeld:
I know him. --> I don't know him.

Slide 18 - Tekstslide

Met een ontkenning geef je dus aan dat iets...
A
wel zo is
B
niet zo is
C
misschien zo is
D
zo kan zijn

Slide 19 - Quizvraag

Vervoeging van het werkwoord
She likes music --> She doesn't like music.

In dit voorbeeld kun je zien dat er niet alleen doesn't in de zin komt te staan, het woord likes verandert ook naar like. 

Als je namelijk don't of doesn't in de zin plakt, hoef je het werkwoord niet meer te vervoegen! Je gebruikt het hele ww.

Slide 20 - Tekstslide

'I eat apples.'
The correct negation is:
A
I don't eat apples.
B
I don't ate an apple.
C
I aten't an apple
D
I ate apples

Slide 21 - Quizvraag

'He loves ice cream.'
The correct negation is:
A
He don't loves ice cream.
B
He don't love ice cream.
C
He doesn't loves ice cream.
D
He doesn't love ice cream.

Slide 22 - Quizvraag

Fill in:
Sharon ............ ........... (not enjoy) movies.

Slide 23 - Open vraag

Fill in:
We ............. .............. (not do) karate.

Slide 24 - Open vraag

Fill in:
This girl ........ (not hate) studying

Slide 25 - Open vraag

Grammar 5
Wanneer er echter een HULPWERKWOORD in de zin staat, plak je gewoon 'not' achter dit hulpwerkwoord. 

I should eat - I should not eat
I can dance - I can not dance
I will sleep - I will not sleep

Slide 26 - Tekstslide

Make a negation:
I should eat more often

Slide 27 - Open vraag

Make a negation:
I will walk to the store

Slide 28 - Open vraag

Make a negation:
I could look at him all day

Slide 29 - Open vraag

Negations
Wel een hulpwerkwoord
Geen hulpwerkwoord
'Not' erachter
Don't of doesn't voor het werkwoord

Slide 30 - Tekstslide

Questions?

Slide 31 - Woordweb

Maak opdracht 32B and 33A

Slide 32 - Tekstslide