Woordenschat H4 2.0

Huiswerk controleren
timer
1:30
1 / 19
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Huiswerk controleren
timer
1:30

Slide 1 - Open vraag

1. Kledinghuis 'De menselijke maat' geeft bij die actie gratis T-shirts weg.
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 2 - Quizvraag

3. Natuurlijk zal Naomi jou vanzelfsprekend helpen bij lastige wiskundeopgaven
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 3 - Quizvraag

12. Je moet je verplicht inschrijven voor de cursus.
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 4 - Quizvraag

Wat weet je over
een pleonasme?

Slide 5 - Woordweb

Wat weet je over
een tautologie?

Slide 6 - Woordweb

Wat is een pleonasme?
Bij een pleonasme wordt een eigenschap van iets dubbel uitgedrukt. Een pleonasme bestaat uit twee woordsoorten, vaak een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord drukt een eigenschap uit die al besloten ligt in het zelfstandig naamwoord. Denk bijvoorbeeld aan witte sneeuw. Sneeuw is altijd wit, dus dit bijvoeglijk naamwoord is dubbelop.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een tautologie?
Een tautologie is een combinatie van woorden die hetzelfde uitdrukken. Het zijn twee woorden van dezelfde woordsoort, bijvoorbeeld twee bijvoeglijk naamwoorden, twee zelfstandig naamwoorden of twee bijwoorden. Deze woorden betekenen hetzelfde en één van de twee kun je prima weglaten.

Slide 8 - Tekstslide

De ronde cirkels zijn identiek hetzelfde.
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 9 - Quizvraag

We hebben vrijdagmiddag een mondelinge bespreking
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 10 - Quizvraag

Lees veel boeken, zoals bijvoorbeeld 'Joe Speedboot'.
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een pleonasme en een tautologie?

Slide 12 - Open vraag

Pleonasmen en tautologieën zijn altijd fout
A
Waar
B
Onwaar

Slide 13 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van een pleonasme

Slide 14 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een tautologie

Slide 15 - Open vraag

Ik kan het verschil tussen een pleonasme en een tautologie uitleggen.
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Ik weet wat een pleonasme en een tautologie is.
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Ik herken een pleonasme en een tautologie in een zin.
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Huiswerk
Vrijdag 15/1:
Opdracht 4 t/m 6 
blz. 154-155

Slide 19 - Tekstslide